Verbonden Léven

Joh.13,31-33a.35(15/05/2022)

Toen hij [Judas] was weggegaan, zei Jezus: “Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht, en in hem de grootheid van God. Als Gods grootheid in hem aan het licht komt, zal God ook hem in die grootheid laten delen, en wel onmiddellijk.
Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie.
Je zult mij zoeken, maar zoals ik al zei tegen de Joden ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’, zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
Ik geef jullie een nieuw gebod: Heb elkaar daad-werkelijk lief. Als [= zoals + omdat] ik jullie heb liefgehad, heb ook elkaar lief. Hieraan zullen allen herkennen dat je mijn leerling bent: als je elkaar daad-werkelijk liefhebt.”

In zijn afscheidsrede, tijdens het Laatste Avondmaal, gaf Jezus ons een nieuw gebod: ”Heb elkaar daad-werkelijk lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, heb ook elkaar lief.” Het nieuwe van dit gebod bestaat er niet zozeer in dat christenen mensen zijn die ‘iedereen’ graag willen zien; een soort ruime, universele liefde, over alle grenzen heen. Het nieuwe bestaat erin dat wij diegenen, met wie wij verbonden leven, leren liefhebben ‘zoals hij ons heeft liefgehad’, dat wij leren beminnen naar ‘zijn maat’, met ’zijn intensiteit’, op ‘zijn manier’.
Het gaat om een liefde in volheid, de volheid (grootheid) van G-ds Liefde. Het is een liefde die zich niet opsluit in zichzelf, maar zo vol is dat ze overloopt en doorstroomt van de Vader naar de Zoon tot in onze onderlinge liefde. Het is een liefde die open is, niet ronddraait in zichzelf, m.a.w. totale gegevenheid.
Met dit gebod nodigt Jezus ieder van ons uit om in te treden in die liefdesbeweging en zo aan de wereld – daad-werkelijk – een liefde te laten zien naar ‘zijn maat’.

Joh.15,1-8 (15/10/2022) 

Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier. Elke rank die in mij geen vrucht draagt, haalt hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit/zuivert hij opdat ze meer vrucht zou dragen. Jullie zijn al gesnoeid/gezuiverd door het woord dat ik tegen jullie gesproken heb. Verblijf in mij – zoals ik in jullie. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf als hij niet verblijft in de wijnstok, zo ook jullie niet als je niet verblijft in mij.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Wie in mij verblijft – zoals ik in hem, die draagt veel vrucht. Want zonder mij kunnen jullie niets.
Als iemand niet verblijft in mij, is hij buitengeworpen en verdord, zoals de rank. Men verzamelt ze om in het vuur te gooien en te worden verbrand. Als jullie in mij verblijven en mijn woorden in jullie verblijven, vraag dan wat je wil en het zal je gebeuren.
Hierin toont zich de grootheid van mijn Vader: dat jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen worden.

De grote Spaanse Karmelietes Theresia van Avila (1515-1582) schreef in haar autobiografie: “Geen wonder dat U (G-d) zo weinig vrienden hebt!” Daarmee bedoelde ze niet dat G-d te veeleisend zou zijn of te wispelturig, maar wel dat de vriendschap met hem zó duizelingwekkend diep is – en zich ook voortdurend verder verdiept – dat het van een mens toch wel heel veel overgave vraagt. Alles eigenlijk. Het goed gekozen Evangelie bij haar feestdag noemt het zo: “Zonder mij kunnen jullie niets.”
Dat kan misschien zwaarmoedig of hooggegrepen klinken, maar als je het beeld – van de wijnstok, de ranken en de wijngaardenier – volgt, dan kun je zien hoe bemoedigend en ondersteunend dat is!
Verbondenheid – G-ds Lévensader die door mij stroomt; zijn Geest in de mijne, als ik mij laat omvormen tot zijn leven. Hij in mij – ik in hem; één zijn, ondenkbaar, maar vruchtbaar levend. De snoei – het weghalen van wat mij teveel op de buitenkant van mijn ego richt – zal pijnlijk zijn, maar dan mag mijn leven spreken van Jou!

Joh. 14,15-21 (14/05/2023)

15     Als je mij daad-werkelijk liefhebt,
       maak (je) mijn wijzingen waar
16    en ik zal de Vader vragen
       jullie een andere medestander te geven
       die voor altijd bij jullie blijft:
17    de Geest van de waarheid.
       De wereld kan hem niet ontvangen
       omdat zij hem niet aanschouwt
       en niet leert kennen;
       maar jullie leren hem kennen
       omdat hij jullie verblijft
       en ik in jullie zal zijn.
18 
    Ik laat jullie niet als wezen achter.
       Ik kom naar jullie toe.
19    Nog klein zijnde, aanschouwt de wereld mij niet,
       maar jullie aanschouwen mij, want ik leef,
       en jullie zullen leven!
20    Op die dag zul je leren kennen hebben
       dat ik in mijn Vader ben
       en jullie in mij
       en ik in jullie.
21    Wie mijn wijzingen waar maakt,
       die is het die mij daad-werkelijk liefheeft.
       En wie mij daad-werkelijk liefheeft,
       hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben.
       En ik zal hem daad-werkelijk liehebben
       en mijzelf aan hem openbaren.

Er is een verrassend sterke band tussen liefde en geboden (wijzingen is eigenlijk een betere vertaling), ook al lijken ze op het eerste gezicht soms elkaars tegengestelden.
In een recent verleden heeft men wellicht teveel nadruk gelegd op de geboden. Velen zijn daarop afgehaakt, maar anderen zijn doorheen die geboden doorgestoten naar waar het eigenlijk om gaat: een persoonlijk antwoord op een persoonlijke liefde!
Vandaag legt men meer nadruk op die liefde. Als tegenwicht zeker noodzakelijk, maar wie in die liefde ver doorgaat, komt uit op … de geboden! De liefde is helemaal niet vrijblijvend, ze ‘dwingt’ ons tot bepaalde keuzes. Wie werkelijk vanuit de liefde handelt, doet niet meer zomaar om het even wat, en ontdekt dat die geboden ‘nog zo dom niet waren’.
Subtiel wijst Jezus ons vandaag echter ook nog een ‘derde weg’. Beide voorgaande gaan er nog om wat ik moet ‘doen’ en vertrekken in zekere zin dus vanuit mijn eigen mogelijkheden en krachten. Jezus’ ‘derde weg’ gaat niet over wat wij moeten ‘doen’, maar om wat – wie eigenlijk – wij kríjgen! G-d zelf komt met zijn Geest in ons wonen. Zijn liefde komt naar ons toe! Zijn liefde voor ons is éérst. Die ‘derde weg’ is dus niet in de eerste plaats liefhebben, maar je láten liefhebben!

Joh.21,20-25 (4/06/2022)

Petrus keerde zich om en zag de leerlingen die Jezus erg genegen was hen volgen. Het was hij die bij de maaltijd aan Jezus’ borst had gevraagd: “Heer, wie is het die jou zal uitleveren?” Toen Petrus hem zag, vroeg hij aan Jezus: “Heer, wat met hem?”
Jezus zei hem: “Het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom. Jij moet mij volgen.” Zo ontstond onder de leerlingen de gedachte dat hij niet zou sterven, maar Jezus had niet gezegd dat hij niet zou sterven, maar ‘het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom’.
Het is deze leerling die van deze dingen getuigt en dit alles beschreven heeft. Wij weten dat zijn getuigenis waar is. Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft. Als ze echter allemaal beschreven zouden worden, zou – zo denk ik – de wereld te klein zijn voor de volgeschreven boeken.

Gisteren ging het over Petrus’ liefde voor Jezus en de opdracht die hij vanuit die liefde meegekregen heeft. Nu klinkt vooral Petrus’ betrokkenheid op een medeleerling. Hij is bekommerd om wat er met de ander zal gebeuren.
Maar Jezus’ liefde is uniek. Hij richt zich – telkens weer op eigen wijze – tot ieder mens, zoals dat voor die ene mens nodig is. Petrus hoeft zich daar niets van aan te trekken. Het is iets tussen Jezus en Johannes.
Was Petrus zo gefocust op de vraag “Heer, wat met hem?”, dat hij reeds een eigen antwoord in gedachten had? Hoort hij wel écht wat Jezus hem als antwoord geeft? Hij interpreteert en neemt voor ‘waar’ aan dat wat hij denkt te horen. Hij vertelt het verder op zijn manier. Even vergeet hij om af te toetsen of het wel klopt wat hij dacht te horen.
Uiteindelijk is het Johannes die van dit alles getuigt. Hij ‘weet’ dat Jezus hem bemint. En als antwoord begint hij te schrijven. Hij geeft woorden aan wat hij mocht ervaren in de hoop en het vertrouwen dat wie ze leest ze zouden geloven.

Joh.16,5-11 (24/05/2022)

Maar nu ga ik heen naar wie mij gezonden heeft. En niemand van jullie vraagt: Waar ga je heen?
Omdat ik deze dingen heb gezegd, is jullie hart van droefheid vervuld. Maar ik zeg jullie de waarheid: Het is in jullie belang dat ik wegga! Want als ik niet wegga, zal de medestander niet naar jullie komen; maar als ik wel wegga, zal ik hem naar jullie zenden. En wanneer hij gekomen zal zijn, zal hij in de wereld aan het licht brengen hoe het zit met de zonde, de gerechtigheid en het oordeel.
Over de zonde [verwijdering]: omdat ze niet vertrouwen in mij;
over de gerechtigheid [integriteit]: omdat ik heenga naar de Vader
en jullie mij niet meer zullen aanschouwen;
over het oordeel: omdat de heerser van de wereld geoordeeld is.

Het is begrijpelijk dat de leerlingen met droefheid vervuld zijn als Jezus hen duidelijk maakt dat hij uit hun midden zal verdwijnen. Hij was hun dierbaar geworden, en zij hadden hem leren kennen als een lijfelijke, dus daad-werkelijk aanwezige mens. Ze trokken met hem op en tot nu toe leek het alsof het hele Jezus-gebeuren zich afspeelt rond zijn persoon.
Maar Jezus ziet het véél ruimer. Het gaat trouwens niet om hém, maar om G-d! Alles wat Jezus zegt en doet zijn doorverwijzingen naar de Vader. Het gaat dus niet om zijn persoon, maar om ‘leven in zijn Geest’.
Dit ‘geestig’ leven is niet gebonden aan één materieel-lichamelijke uitdrukkingsvorm. Het ‘moest’ dat de fysieke Jezus de wereld verliet (anders kon hij trouwens ook niet tenvolle mens zijn!) zodat zijn leerlingen zich niet aan die éne uitdrukkingsvorm zouden vastklampen. In de kracht van de Geest moeten ze in elke nieuwe omstandigheid op zoek om Jezus na te volgen, wat iets anders is dan Jezus nabootsen.
Op dinsdag 24 mei 2022, op zo’n 280 plaatsen in Vlaanderen en Nederland (en uiteraard hopelijk ook op oneindig veel meer plaatsen), is het nu aan elk van ons om dat ook te doen …

Joh.1,1-18 (25/12/2022)

Als beginsel was het Woord [logos – dabar]
en het Woord was van God uit,
ja, God was het Woord,
het was het beginsel van God uit.
Alles is erdoor ontstaan
en erzonder is er niets ontstaan.
Daar was leven in
en het leven was het licht van de mensen.
Het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis kon het niet omvatten.

Er was een mens,
gezonden door God,
zijn naam was Johannes.
Het was zijn taak getuige [marturein – martelaar] te zijn
zodat hij zou getuigen van het licht,
zodat velen zouden vertrouwen door hem.
Niet hijzelf was het licht,
hij was getuige van het licht.

Het [Woord] was het waarachtige licht
dat iedere mens verlicht
komende in de wereld.
Het was in de wereld
– de wereld is door hem ontstaan –
en toch heeft de wereld hem niet bekend.

Hij kwam in het zijne,
en toch hebben de zijnen hem niet aangenomen.
Maar al wie hem wel hebben aangenomen,
aan wie vertrouwt op zijn naam,
heeft hij volmacht gegeven
kinderen van God te worden.
Zij zijn niet uit bloed,
noch uit vlees, noch uit de wil [van een mens],
maar uit God geboren.
Het Woord is vlees geworden
en heeft in ons zijn tent opgeslagen.
Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd,
een heerlijkheid als van de eniggeborene van een vader,
vol genade en waarheid.

Johannes getuigt over hem. Hij riep:
“Deze was het van wie ik zei:
Die na mij komt,
is vóór mij geworden,
want hij was eerder dan ik.”
Uit zijn volheid
hebben wij allen ontvangen,
onuitputtelijke genade.
Ja, de wet is door Mozes gegeven,
maar genade en waarheid
zijn door Jezus de gezalfde [Christos – Messiah] geworden.
Niemand heeft ooit God gezien,
maar de eniggeboren zoon,
die is in de schoot van de vader,
die heeft hem doen kennen.

We verwachten op Kerstdag wellicht eerder het verhaal van de herders, maar de liturgie voorziet eigenlijk in ‘het kerstverhaal’ van Johannes, dat – zoals zoveel in zijn Evangelie – van een beetje ander allooi is dan de andere drie evangelisten. In een heel verheven stijl peilt hij naar de diepte van het gebeuren dat G-d onder de mensen is komen wonen. Voor Johannes is dit als een hernieuwde schepping. Leg maar even de eerste bladzijde van de Bijbel, met het scheppingsverhaal, naast deze en je zult de duidelijk bedoelde parallellen zien. De hele wereld krijgt een nieuw begin als G-d er zelf in aanwezig komt. Dat is wellicht het meest wondere gegeven van ons Christelijke geloof.
En dat mogen we vandaag vieren. Maar ‘vieren’ is erg dunnetjes als het alleen gaat over ‘denken aan iets van vroeger’ (of nog erger: als alibi om te kunnen feesten). ‘Vieren’ wordt pas intens en ‘gelovig’ als wij dat gebeuren opnieuw door ons heen laten gaan, zodat het aan en ín ons mag gebeuren! Die nieuwe schepping, die nieuwe woning van G-d onder de mensen, ben jij!
Wij wensen 365 dagen lang een Zalige Kerstdag!