Verbonden Léven

Joh.16,12-15 (12/06/2022)

Nog veel zou ik jullie willen zeggen, maar je bent nu nog niet bij machte ze te dragen. Maar wanneer díe [de medestander] komt, de Geest van de waarheid, zal hij jullie de weg wijzen in alle waarheid. Want hij zal niet uit zichzelf spreken, maar hij zal uitspreken wat hij hoort en jullie verkondigen wat komt. Hij zal mij eren door te verkondigen wat hij van mij hoorde.
Alles wat de Vader heeft, is het mijne. Daarom zei ik dat hij zal verkondigen wat hij van mij hoorde.

Drievuldigheidszondag, een week na Pinksteren, is a.h.w. een afronding en samenvatting van het hele Paasgebeuren. Toch zien we het beter niet als een einde, maar net als een begin! Wat er met Jezus in het Pasen – uittocht/lijden-doortocht/dood-intocht/verrijzenis – is gebeurd als uiting van wie G-d voor mensen wil zijn, vindt zijn doorwerking in de Geest. Die Geest stuwt ons dezelfde weg op!
Drie-eenheid is dus verrassenderwijze niet een onderonsje in G-d. Het is een wervelwind van Liefde die als een windhoos met zich meesleurt al wie ook maar een beetje in de buurt van die Liefde komt. ‘Perichorese’ is het Griekse woord dat men daar in de 4de eeuw voor bedacht. Je hoort er terecht ons ‘Nederlandse’ woord ‘choreografie’ in. Drie-eenheid is geen onmogelijke rekensom; drie-eenheid is een dans waartoe G-d mij uitnodigt!
Durf ik uit mijn al te stijve schoenen treden en mij door G-d ten dans laten meeslepen in een avontuur van Liefde? Ons leven zal te klein zijn om te vertellen wat er dan gebeurt!

 

Joh.20,1.11-18 (22/07/2023)

1     Op de eerste dag na de sabbat
       kwam Maria van Magdala
       vroeg – het was nog donker –
       naar het graf
       en zag dat de steen van het graf was weggenomen.
11    Maria was wenend bij het graf blijven staan.
       Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe
12    en aanschouwde twee boodschappers [angeloi]
       die daar zaten in het wit,
       één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde,
       daar waar het lichaam van Jezus had gelegen.
13    Ze zeiden tegen haar:
       “Vrouw, waarom ween je?”
       Ze antwoordde hen:
       “Omdat ze mijn heer hebben weggenomen
       en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.”
14    Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf]
       en aanschouwde Jezus die daar stond,
       zonder te weten dat het Jezus was.
15    Jezus zei haar:
       “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?”
       Menend dat het de tuinman was, zei ze:
       “Heer, als jij hem weggedragen hebt,
       zeg me waar je hem hebt neergelegd,
       zodat ik hem kan halen.”
16    Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.”
       Zij keerde om en zei: “Rabboeni!”
       – wat wil zeggen: mijn meester.
17    Jezus zei haar:
       “Hou mij niet vast,
       want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader.
       Maar ga naar mijn broers
       en zeg hen:
       Ik ga op naar mijn en jullie Vader,
       naar mijn en jullie God.”
18    Maria van Magdala ging naar de leerlingen
       en berichtte hen dat zij de Heer had gezien
       en dat hij dit tegen haar had gezegd.

Maria van Magdala is wellicht een van de meest tot de verbeelding sprekende figuren uit het Nieuwe Testament. Hoe komt dat? Wellicht omdat ze ook het meest ‘menselijk’ is, en daardoor het dichtst bij onszelf staat. We horen over haar ‘zondigheid’ en over haar heftige emoties, maar ook over haar gedrevenheid vanuit een heel oprechte liefde.
Die zogezegd vrouwonvriendelijke Bijbel heeft nooit verzwegen dat zíj het was die als allereerste de verrezen heer heeft ontmoet, en dat ze met die boodschap naar de leerlingen moest (!) en dus de eerste geloofsverkondiger was!
Zou ikzelf zo’n boodschap aannemen van iemand die ik eigenlijk nogal aan de (rafel)rand van de maatschappij vind staan?
Om die boodschap te kúnnen brengen, moest Maria wel er zich twee keer voor omkeren! Eén keer weg van het graf, weg van alle doodsheid, weg van haar verknochtheid aan de uiterlijke vormen van vroeger; en één keer weg van zichzelf, weg van het zich wentelen in haar verdriet, weg van de geslotenheid voor haar eigen wezen.
Maria van Magdala gaat mij voor in deze omkering. Durf ik haar volgen?

Joh.10,27-30 (8/05/2022)

“Mijn schapen geven gehoor aan mijn stem.
Ik ken ze
en zij volgen mij.
En ik geef ze volheid van leven,
in der eeuwigheid gaan ze niet verloren,
en niemand zal ze uit mijn hand roven.
Wat de Vader mij gegeven heeft,
is groter dan alles,
en niemand is bij machte
te roven uit de hand van mijn Vader.
En ik en de Vader zijn één.”

Uitermate korte woorden –
voor een uitermate intiem en teder gebeuren:
Wij zijn allen in de hand van G-d
(wordt dat ook niet zo ons toegezegd bij ons doopsel?!),
en omdat Jezus ín G-d is
weidt hij ons daar
naar volheid van leven,
niet met macht en majesteit,
maar louter met de toon van zijn stem
en de zorg van de herder.
Als wij meegeven,
ingaan op dit intieme gebeuren,
wat kan ons dan tegengaan?
Dán worden wij vrije mensen,
kinderen van G-d,
één met alles en allen,
ín G-d.

Joh.14,21-16 (16/05/2022)

Wie mijn wijzingen waar maakt, die is het die mij daad-werkelijk liefheeft. En wie mij daad-werkelijk liefheeft, hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben. En ik zal hem daad-werkelijk liehebben en mijzelf aan hem(/haar) openbaren.
Judas, niet die van Keriot, vroeg hem: “Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?”
Jezus antwoordde hem: “Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord be-waren [= vasthouden door waar te maken] en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken. Wie mij niet liefheeft, maakt mijn woorden niet waar. En het woord dat je hoort, is niet míjn woord, maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd terwijl ik bij jullie verbleef. Later zal de medestander, de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam, jullie alles leren en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.

Dit is een mooi staaltje van wat wederzijdsheid in een relatie ten diepste kan betekenen, nl:
Verlangen om de ander te leren kennen.
Jezelf laten kennen in al je kwetsbaarheid.
Elkaar graag zien en aan elkaar het anders-zijn gunnen, het aanvaarden en als een meerwaarde durven zien voor het geheel.
Alles doen zodat die ander kan en mag leven en in z’n waardigheid gebracht wordt.
Op die wijze daad-werkelijk in relatie durven gaan vanuit die wederzijdse liefde zou heel wat intermenselijke relaties doen herleven.
Voor Jezus gaat de wederzijdsheid zo ver dat hij één wordt, één met de Vader en één met ons mensen (als wij dit toelaten). Maar hij weet ook dat dit menselijk gezien een lastige zaak is (we zien onszelf zo graag). Dus laat hij ons niet alleen achter. Hij belooft een medestander, die ons zal be-geesteren, zodat wij in staat zijn om te her-inneren wat hij ons heeft voorgezegd en voorgedaan.

Joh. 14,7-14 (6/05/2023)

7      Jezus zei: “Als je mij zou leren kennen,
       zou je ook mijn Vader leren kennen. 
       Vanaf nu ken je hem;
       je hebt hem gezien!”
8      Filippus zei:
       “Heer, toon ons de Vader,
       dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
9     Jezus antwoordde hem:
       “Je bent nu al zo lang bij mij
       en je heb hem niet leren kennen, Filippus?
       Wie mij heeft gezien,
       heeft de Vader gezien.
       Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10    Geloof je niet dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij is?
       De woorden die ik tegen jullie spreek,
       spreek ik niet uit mezelf.
       Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11    Geloof mij
       dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij
       – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie vertrouwt in mij
       zal de werken die ik doe, ook doen
       – en nog grotere dan deze,
       omdat ik naar mijn Vader ga.
13    Wat je ook zult vragen in mijn naam,
       ik zal het doen,
       opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14    Als je dus iets vraagt in mijn naam,
       ik, ik zal het doen!

Filippus zit met een vraag, of is het eerder een verlangen: “Toon ons de Vader?” En dan is daar Jezus’ ongehoorde antwoord: “Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien.” En Filippus hééft het gezien en ervaren. Hij weet dat er tussen de Vader en Jezus sprake is van een wederzijdse liefde, een wederzijdse geborgenheid. G-d gebeurt in Jezus, daar heeft Filippus weet van. Hij kent Jezus! Maar wat als Jezus er straks niet meer is! Zal hij dan nog kunnen vertrouwen op Jezus, en dus ook op G-d. Zal hij dan nog kunnen vertrouwen op de werking van Jezus in hem? Zal hij durven vertrouwen op wat hij zelf gezien en ervaren heeft toen hij met Jezus onderweg was?

je kan ook het commentaartje van woensdag (3 mei) lezen

 Joh.20,19-23 (5/06/2022)

Toen het dan avond was, op die eerste dag, waren de leerlingen bijeen, met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam, hij stond in hun midden, en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom] En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen. Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie! Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
Toen blies hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest-adem.” Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft], dan worden ze losgelaten; als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.

Als een stelletje angsthazen zitten de leerlingen bij elkaar. De deuren hebben ze angstvallig gesloten. Verwarring, onzekerheid en onrust hangen in de lucht. Plots staat Jezus in hun midden en wenst hen ‘vrede’ toe. Hij toont zijn handen. Kijk! Het zijn geen loze woorden. Hij weet hoe hard de realiteit is. Hij ontkent de moeite en de angst niet. Hij gaat er niet aan voorbij. Kijk! De littekens zijn zichtbaar, de littekens van doorstane pijn, vernedering … en toch … hij wenst hen ‘vrede’ toe, en linkt deze onmiddellijk aan vergeving van zonde. Doorheen de vergeving wordt verwijdering (zonde) ongedaan gemaakt en kan/mag er opnieuw verbinding ontstaan. Hij zendt hen de wereld in en geeft hen Geest-adem, het vuur van de Liefde, mee. Deze adem zal een beweging teweeg brengen die zich zal tonen in hoe zij de ander tegemoet gaan, met hen in relatie gaan. Het is die G-ds-adem die ook ons naar de ander toe stuwt, die verwijdering ongedaan maakt, vergeving schenkt en doet Léven.