Verbonden Léven

Joh.1,43-51 (24/08/2021)

De volgende morgen besloot Jezus naar Galilea te gaan. Hij ging er Filippus zoeken [heuriskei = vinden door actief te zoeken] en zei hem: “Volg mij.” Filippus was van Betsaïda, uit de stad [vissersdorp aan de noordkant van het meer van Galilea] van Andreas en Petrus.
Filippus ging Natanaël [de traditie vereenzelvigt hem met de apostel Bartolomeus] zoeken en zei hem: “Wij hebben degene gevonden over wie Mozes geschreven heeft in de Wijzing, en ook de profeten: Jezus, de zoon van Jozef uit Nazaret!” Natanaël repliceerde: “Uit Nazaret? Kan daar iets goeds van komen?” Maar Filippus zei hem: “Kom en zie!”
Jezus zag Natanaël naar zich toekomen en zei over hem: “Kijk! Een waarachtige Israëliet, iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2] Natanaël vroeg hem: “Vandaar ken jij mij?” Jezus antwoordde: “Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat, zag ik jou!” Nu zei Natanaël: “Rabbi, jij bent de zoon van God, jij bent de koning van Israël!” Jezus antwoordde hem: “Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je? Je zult grotere dingen dan deze zien!”
En hij zei: “Amen, amen, ik zeg jullie: Je zult de hemel geopend zien en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen op de mensenzoon.”

“Kom en zie!” “Kijk!” “Ik zag jou onder de vijgenboom” ….
Tot geloof komen, heeft duidelijk te maken met ‘zien’. Van bij het begin waren er mensen die zagen hoe Jezus sprak en optrad. Mensen die door hem gekend werden en die toelieten dat hij hen aankeek.
Zo kwamen zij tot ‘zien’. Dankzij hun getuigenis ontstond er een lange traditie van ge‘zien’ worden, ‘zien’ en verder vertellen, een traditie die nog steeds doorgaat.
Zo wordt geloof doorgegeven, niet als dogma, maar steunend op getuigenissen van mensen die ‘gezien’ hebben en hierover niet kunnen zwijgen. Telkens weer gaat het over heel concrete gebeurtenissen die mensen op een andere manier naar het leven doen kijken – liefdevol. En wie liefdevol kijkt, ‘ziet’ waar het om gaat en wekt anderen tot geloven.
En ja, het initiatief vertrekt bij G-d. Het is hij die roept, die ons aankijkt, maar zijn roepen kan maar gehoord worden langsheen de stem van mensen. Een stem die je raakt, aanspreekt en je doet ‘zien’ – vol liefde.

Joh.1,19-28 (2/01/2023)

En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem enige priesters en Levieten [tempeldienaars] afvaardigden om hem te vragen: Wie ben jij?
Hij verklaarde met klem: “Ik ben de gezalfde niet!” Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan? ben je Elia?” – Hij zei: “Ik ben niet Elia.” “Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.” “Maar wie ben je dan? dat wij een antwoord kunnen geven aan wie ons gezonden hebben. Wat zeg je over jezelf?”
“Ik, ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: Richt de weg van de Heer!, zoals de profeet Jesaja heeft gezegd. [Jes.10,3]
Ook waren er afgezanten van de farizeeën. Zij vroegen hem: “Waarom doop je dan, als je niet de gezalfde bent, noch Elia, noch de profeet?” Johannes antwoordde: “Ik doop in water. Midden onder jullie staat hij van wie jullie geen weet hebben, de na mij komende die vóór mij is geworden, van wie ik niet waard ben zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.

Tot driemaal toe vragen enkele Levieten (de clerus) aan Johannes: “Wie ben jij?”. Zijn ze eigenlijk wel geïnteresseerd in zijn antwoord? Hun idee over hem is immers al gevormd, en dan breek je daar niet zomaar doorheen. Tot driemaal toe probeert Johannes hun beeld ontkrachten. Telkens wordt zijn antwoord korter en korter. De anderen lijken niet te luisteren. Ze staan niet open voor wat hij hen te zeggen heeft.
We weten het allemaal: open en onbevangen naar mensen toe stappen en hen écht beluisteren, is niet van-zelf-sprekend, integendeel!
Johannes is nochtans duidelijk: Het gaat niet over hem. Hij richt de aandacht op degene om wie het wel moet gaan. Dat is wat hij te doen heeft: Stem zijn in de stilte van de woestijn, de weg van de Heer richten, om dan een stap opzij te zetten.
Hoe mooi zou het zijn als er in 2023 ruimte en openheid zou groeien zodat mensen zich gehoord zouden weten in datgene waar het in het leven écht over gaat!

 

Joh.12,1-11 (11/04/2022) 

Zo kwam Jezus zes dagen voor het Paasfeest in Betanië, waar Lazarus [El-azar/God helpt] woonde, die hij uit de dood had opgewekt. Men maakte daar voor hem een maaltijd klaar en Martha bediende. Ook Lazarus was mee aan tafel met hem.
Maria nu nam een litra kostbare pure nardusbalsem, zalfde daarmee Jezus’ voeten en droogde ze af met haar haren. Het hele huis werd vervuld met de geur van de balsem.
Daarop zei Judas van Keriot, een van zijn leerlingen, die hem zou uitleveren: “Waarom heeft zij die balsem niet verkocht voor driehonderd daglonen en het gegeven aan de armen?” Hij zei dit, niet omdat hij bezorgd was om de armen, maar omdat hij een dief was. Hij had de geldbeurs en wat erin kwam, nam hij eruit.
Maar Jezus zei: “Laat haar begaan. Ze heeft dit bewaard voor mijn begrafenis. De armen hebben jullie altijd bij jullie, mij echter niet.”
Veel Joden wisten dus dat Jezus daar was en zij kwamen, niet alleen om hem, maar ook om Lazarus te zien, die hij uit de dood had opgewekt. Daarom beraadslaagden de hogepriesters ook Lazarus te doden, omdat omwille van hem veel Joden hun vertrouwen gingen stellen in Jezus.

We keren even terug naar het huis in Betanië, dicht bij Jeruzalem, het huis waar Lazarus en zijn zussen woonden en waar Jezus blijkbaar goed thuis was. Hij vond er vrienden.
Vrienden geven je een thuis – net ook als je er geen meer hebt omdat je opgejaagd en vervolgd bent …
Vrienden geven je een maaltijd – voedsel voor onderweg, vanwaar of waarheen ook, voedsel voor het lichaam én voedsel voor de geest …
Vrienden zalven je – nee, net géén ‘stroop aan de baard’, maar gaan met zachte handen om met de kwetsuren, zelfs deze die nog moeten komen; ze maken je soepel om de dood te doorstaan …
Wie op geldgewin uit is, zal dit niet verstaan, maar ook niet wie alleen maar komt om nieuwsgierig toe te kijken, en al helemaal niet wie op de dood uit is.
Alleen wie deelneemt aan de vriendschap, zal zien met het hart …

Joh.4,43-54 (28/03/2022)
 
Na die twee dagen vertrok hij vandaar [na de arrestatie van Johannes de doper, trok hij weg uit Judea, met een oponthoud in Samaria] en ging naar Galilea, hoewel hij zelf had betuigd dat een profeet niet wordt geëerd in zijn eigen geboortestreek. [Mc.6,4] Toen hij aankwam in Galilea werd hij er toch verwelkomd, want ze hadden alles gezien wat hij in Jeruzalem op het [Paas]feest had gedaan – ook zij waren op het feest. Jezus kwam dus weer in Kana van Galilea, waar hij het water tot wijn had gemaakt.
Er was een koninklijke beambte, wiens zoon ziek lag in Kafarnaüm. Toen hij hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar hem toe [Kafarnaüm – Kana = ca. 26km] en vroeg hem met aandrang naar zijn huis te komen om zijn zoon te genezen die stervende was.
Jezus zei tegen hem: “Jullie geloven alleen maar als jullie tekenen en wonderen zien!” Maar de hofbeambte drong aan: “Heer, kom toch, voor mijn kindje sterft!” “Ga maar, zei Jezus, je zoon leeft.” En de man vertrouwde het woord van Jezus en ging naar huis.
Terwijl hij nog onderweg was, kwamen knechten van hem tegemoet en verkondigden: “Je kind leeft!” Hij vroeg hen onmiddellijk naar het uur waarop de beterschap begon. Ze zeiden: “Gisteren, op het zevende uur [= 1 u ’s middags] werd hij vrij van de koorts.” Nu (h)erkende de vader: “Dat is het uur waarop Jezus zei: Je zoon leeft.” En hijzelf en zijn hele huis kwamen tot vertrouwen.
Dit was het tweede teken dat Jezus daar weer deed, toen hij van Judea naar Galilea kwam.
Jezus pendelt nogal over en weer tussen Jeruzalem/Judea en Galilea (toch wel ruim 150 km). Jeruzalem is het centrum van het religieuze gebeuren; Galilea de streek waar het gewone leven zich afspeelt. Hij verbindt ze met elkaar.
Maar doen de mensen (en wij) dat ook? Ze hebben wel de tekenen gezien die Jezus in Jeruzalem deed, maar hebben ze die ook begrepen, en vooral: hebben ze die geïntegreerd in hun dagelijks leven? Jezus is er niet zo zeker van, hij vreest dat ze vooral het spektakel zien en niet de betekenis.
Toch is en blijft hij welwillend – wat een bemoedigende vaststelling! – om wie met een echte vraag komt ook antwoord te geven. Kort en bondig; de rest is overgelaten aan het vertrouwen. Wie écht in Jezus vertrouwt, heeft geen spektakel nodig, maar heeft aan een woord genoeg.
Wij weten genoeg af van Jezus’ wondertekenen. Zullen wij dan vandaag met vertrouwen naar hem toe gaan om onze diepe vraag voor te leggen? Hij zegt ons: “Ga maar …”
 

Joh. 16,5-11 (16/05/2023)

5     Nu ga ik heen
      naar wie mij gezonden heeft.
      En niemand van jullie vraagt:
      Waar ga je heen?
6    Omdat ik deze dingen heb gezegd,
      is jullie hart van droefheid vervuld.
7    Maar ik zeg jullie de waarheid:
      Het is in jullie belang dat ik wegga!
      Want als ik niet wegga,
      zal de medestander niet naar jullie komen;
      maar als ik wel wegga,
      zal ik hem naar jullie zenden.
    En wanneer hij gekomen zal zijn,
      zal hij in de wereld aan het licht brengen
      hoe het zit met de zonde, de gerechtigheid en het oordeel.
    Over de zonde [verwijdering]:
      omdat ze niet vertrouwen in mij;
10  over de gerechtigheid [integriteit]:
      omdat ik heenga naar de Vader
      en jullie mij niet meer zullen aanschouwen;
11   over het oordeel:
      omdat de heerser van de wereld geoordeeld is.

Johannes, theoloog onder de evangelisten, verwoordt de nauwe verbinding tussen G-d, Jezus en de ‘medestander’.
Een ‘paraklètos’ is een erbij geroepene, iemand die een ander bijstand en hulp moet verlenen, in een rechtsgeding – een ‘advocaat’ – maar ook in andere moeilijke situaties – een trooster en helper. Het is de naam die sinds Johannes aan de Geest werd gegeven.
Jezus zegt dat het nodig en goed is dat hij van de leerlingen weggaat. Als fysieke gestalte is hij immers aan beperkingen onderhevig, terwijl zijn boodschap, zijn ‘geest’, onbeperkt en onbegrensd is. Levend in en vanuit de Geest, kunnen leerlingen van Jezus dus verder geraken dan als ze zich vastklampen aan zijn fysieke gestalte.
Dat is vandaag voor ons uiteraard net zo. Jezus is inspirerend als voorbeeld, maar toch moeten we hem niet ‘aanklampen’ en doen alsof we zijn woorden en daden letterlijk kunnen nadoen. Alleen als wij die beleven ‘in zijn Geest’ maken wij zijn boodschap waar! We begeven ons daarmee natuurlijk op het gladde ijs van de interpretatie, maar die ‘gok’ moeten we wagen – als we ons laten bijstaan door een goddelijke parakleet!

 

Joh.6,22-29 (2/05/2022)

De volgende morgen stond de menigte al weer aan de overzijde van het meer. [Daar waar de broodvermenigvuldiging plaatsvond en vanwaar de leerlingen dus de avond voordien waren weggegaan.] Zij hadden gezien dat daar maar één bootje lag, dat zijn leerlingen daarin waren gestapt en dat Jezus niet met zijn leerlingen was meegegaan in het bootje, maar dat zij alleen waren vertrokken. Wel kwamen er andere bootjes uit Tiberias naar de plaats waar zij het brood gegeten hadden na de dankzegging van de Heer.
Toen de menigte dus zag dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren, stapten zij zelf in de bootjes en kwamen in Kafarnaüm om hem te zoeken. Toen ze hem vonden aan de overzijde van het meer, vroegen ze: “Meester, wanneer ben je hier gekomen?” Jezus antwoordde hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie: Jullie zoeken mij, niet omdat je tekenen hebt [in]gezien, maar omdat je van de broden hebt gegeten en je verzadigd werd. Doe geen moeite voor voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft tot het volle leven en dat de mensenzoon jullie zal geven, want op hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.”
Ze vroegen hem dan: “Wat moeten wij doen opdat onze werken Gods werken zouden zijn?” Jezus gaf hen ten antwoord: “Dit is het werk van God: dat je vertrouwt in wie hij gezonden heeft.”

Daar gaan ze, in hun bootjes, op zoek naar Jezus. Aangeraakt door hoop en verlangen zijn ze in beweging gekomen. Wat zoeken ze eigenlijk? Wat hopen ze te vinden? Iemand die richting geeft aan het leven, in de hoop dat het anders wordt, anders kan? Misschien hopen ze dat het leven weer gaat stromen, dat er beweging in komt?
Op hun vraag: “Wanneer ben je hier gekomen?” geeft Jezus geen antwoord, maar hij onderzoekt wel hun beweegredenen. Waarnaar zijn ze (en wij?) ten diepste op zoek? Worden ze gedreven door een volle maag, de verzadiging? Is het dat wat leven geeft?
Jezus maakt hen duidelijk dat er beter werk gemaakt wordt van voedsel voor de ziel: dat wat echt Léven geeft, eeuwigheidswaarde heeft, kwaliteit van leven. En weet, zegt hij, het zal je gegeven worden, dat nieuwe leven, die volheid.
“Maar hoe moet dat dan? Wat moeten wij doen?”
Je hoeft niets te doen want ‘geloven’ ligt voorbij het ‘doen’, het ‘werken’. Richt je hele doen en laten op hem en je zal leven, brood en liefde ontvangen. Open je wezen en durf te ontvangen wat op je toekomt, daar wordt G-d zichtbaar.