Verbonden Léven

Joh.21,20-25 (27/05/2023)

20     Petrus keerde zich om en zag de leerling die Jezus erg genegen was hen volgen.
       Het was hij die bij de maaltijd aan Jezus’ borst
       had gevraagd:
       “Heer, wie is het die jou zal uitleveren?”
21     Toen Petrus hem zag, vroeg hij aan Jezus:
       “Heer, wat met hem?”
22     Jezus zei hem:
       “Het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is
       dat hij blijft tot ik kom.
       Jij moet mij volgen.”
23     Zo ontstond onder de leerlingen de gedachte
       dat hij niet zou sterven,
       maar Jezus had niet gezegd dat hij niet zou sterven,
       maar ‘het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom’.
24     Het is deze leerling die van deze dingen getuigt
       en dit alles beschreven heeft.
       Wij weten dat zijn getuigenis waar is.
25     Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft.
       Als ze echter allemaal beschreven zouden worden,
       zou – zo denk ik – de wereld te klein zijn
       voor de volgeschreven boeken.

Gisteren over Petrus, vandaag over de leerling Johannes – volgens de traditie ook de evangelist, wat o.a. gebaseerd is op deze eindverzen van het Johannesevangelie. Petrus begint zijn leiderschap goed. Hij is bekommerd om het lot van de – volgens dezelfde traditie – nog erg jonge leerling Johannes.
Jezus doet er wat geheimzinnig over en geeft geen uitleg bij zijn cryptische uitspraak. Hij grijpt het echter wel aan om opnieuw Petrus op zijn éigen taak te wijzen en wat zijn leiderschap inhoudt. Je verantwoordelijkheid opnemen als Christen, houdt niet in dat je exact weet wat er met anderen moet gebeuren en hoe jij dat dan in zogezegd goede banen moet leiden! De allereerste verantwoordelijkheid die elke Christen heeft is … Jezus te volgen!
Dat lijkt logisch, maar het hoeft geen uitgebreid onderzoek om te zien hoe zowel ‘de grote kerk’ als elke Christen afzonderlijk – ikzelf inbegrepen – deze zaken heel makkelijk omkeren.
Aan het eind van dit Johannesevangelie – en aan het eind van deze Paastijd – klinkt dus opnieuw sterk de oproep/roeping: Volg mij in jouw eigen leven, en heb er voor de rest vertrouwen in dat mijn werkzaamheid ook reikt tot in leven van anderen.

Joh. 20,19-31 (16/04/2023)

Toen het dan avond was, op die eerste dag, waren de leerlingen bijeen, met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam, hij stond in hun midden, en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom] En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen.
Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie! Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.” Toen blies hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest-adem.” Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft], dan worden ze losgelaten; als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd, één van de twaalf, was niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem: “We hebben de Heer gezien!” Maar hij zei tegen hen: Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie en er mijn vingers in kan steken, en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen, hoe kan ik het dan vertrouwen?”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen en nu was Tomas er wel bij. Jezus kwam –terwijl de deuren gesloten waren – in hun midden en zei: “Vrede voor jullie!” Daarna zei hij tegen Tomas: “Kom met je vinger, kijk naar mijn handen, kom met je hand en leg die in mijn zijde. Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!” Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!” Jezus zei hem: “Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen. Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!” Jezus heeft nog veel andere tekens gedaan voor de ogen van zijn leerlingen. Ze zijn niet allemaal opgeschreven in dit boek. Maar deze zijn wel opgeschreven opdat je zou gaan vertrouwen dat Jezus de Gezalfde is, de Zoon van God, en opdat jij, door dit vertrouwen, zou léven, in zijn Naam!

Was Tomas de enige twijfelaar? Misschien, maar aan de anderen toont Jezus ook meteen zijn handen en zijn zijde, hetzelfde als wat Tomas vraagt. En Jezus moet het hen ook twee keer zeggen. En als hij al de twijfelaar was, hij durfde blijkbaar toch buiten te komen, terwijl de anderen zich opsloten uit angst! Jezus maakt dat onderscheid tussen Tomas en de andere leerlingen niet. Wíj doen dat, om ónze twijfel en ónze angst op anderen te kunnen projecteren. “Zíj, ja, … maar ik …”
Voor Jezus gaat het over Léven geven, in de eerste plaats aan de angstige leerlingen, en vervolgens aan heel velen die via hen het bevrijdende nieuws zullen horen. Eigenlijk lezen we hier het Pinkstergebeuren: hoe de leerlingen omslaan van angst naar vreugde en bezieldheid, van twijfel naar Léven en vurigheid.
Het zijn niet alleen de éérste leerlingen die die omslag nodig hebben. Wie de consequenties van een waarachtig christelijke leven begint te zien en daarvoor uit zijn comfortzone moet komen, zal altijd met angst geconfronteerd worden. Alleen een daad-werkelijke bezieling met G-ds Geest kan ons tot zendelingen maken. Voor onze kerk van vandaag is dit Lévens-noodzakelijk …

Joh.17,20-26 (29/05/2022)

Niet alleen voor hen bid ik,
maar ook voor wie door hún woord
nog zullen vertrouwen in mij;
opdat allen één zijn, Vader,
zoals Jij in mij
en ik in Jou;
opdat ook zij in ons één zijn;
opdat de wereld zou geloven
dat Jij mij hebt gezonden.
En ik heb de grootsheid die Jij mij gegeven hebt
ook aan hen gegeven;
opdat zij één zijn
zoals wij één zijn;
ik in hen
en Jij in mij
opdat zij voltooid zouden zijn tot één;
en opdat de wereld erkent
dat Jij mij gezonden hebt
en hen daad-werkelijk hebt liefgehad
zoals Jij mij hebt liefgehad.
Vader,
diegene die Jij mij gegeven hebt,
het is mijn bedoeling
dat ook zij zijn waar ik ben
samen met mij;
opdat zij aanschouwen mijn grootsheid
die Jij mij gegeven hebt
omdat Je mij hebt liefgehad
nog vóór de grondvesting van de wereld.
Integere Vader,
de wereld heeft Jou niet erkend,
maar ik heb Jou erkend
en dezen hebben erkend
dat Jij mij gezonden hebt;
en ik heb hen
Jouw naam bekend gemaakt
en zal die blijven bekend maken
opdat de daad-werkelijke liefde
waarmee Jij mij hebt liefgehad
ook in hen is
en ik in hen.

Het kan enigszins verrassend zijn net dít Evangelie te horen op de zondag voor Pinksteren. De Geest komt er helemaal niet in voor!
Is dat zo? Eigenlijk alleen maar als woord is de Geest er niet in aanwezig! Voor de rest ademt (!) de hele tekst net Geest! Herlees nog even het commentaar van vorige zondag: daar stond het ook al hoe de innige band tussen Jezus en zijn vrienden net die Geest ís.
Hier gaat Jezus dus ook heel innig ín dat verband (Verbond) staan: hij bidt voor zijn vrienden – de wereldwijd ruime kring leerlingen waar wij ook bijhoren! – bij zijn Vader. Zo wordt hij ‘bemiddellaar’, ‘doorstroomkanaal’ van G-ds Geest naar de mensen – én vice versa. Het is een eenheid die wij als leerling dus ook mogen beleven en doorgeven.
Dat kan groots klinken – dat ís ook groots – maar net tot dat grootse zijn wij als kleine mens geroepen. Zó innig lief heeft G-d ons!
Zal ik mij openstellen, heel-hartig, zodat zijn Geest door mij heen mag waaien en mij innerlijk beroeren tot zijn Liefde?

Joh. 18,1 – 19,42 (7/04/2023)

Een lijdensweg, een kruis,
een laatste klacht
in doodse duisternis.
Een mens die lijdt, die sterft,
uiterste kwetsbaarheid.

Toen boog Jezus het hoofd
en gaf de Geest.

Leven uit handen gegeven
aan een ruimte
die niet meer de onze is.

Niets dat overblijft,
leegte, stilte,
een akelige stilte
verloren stilte

Hoe deze stilte leven,
ze uithouden?

Door te laten,
los te laten,
toe te laten,
dat G-d,
ten volle G-d mag zijn.

Joh. 20,2-8 (27/12/2022)

Ze liep dus snel naar Simon Petrus en ‘de andere leerling’ – degene die Jezus erg genegen was – en zei hen: “Men heeft de heer uit het graf weggenomen en we weten niet waar ze hem hebben gebracht!”
Petrus en ‘de andere leerling’ gingen dus mee naar buiten, naar het graf. De twee liepen samen, maar ‘de andere leerling’ liep wat sneller vooruit dan Petrus en kwam zo als eerste bij het graf. Voorover bukkend, zag hij de linnen doeken liggen, maar ging niet naar binnen.
Nu kwam ook Simon Petrus gevolgd en ging wel binnen in het graf. En hij aanschouwde de linnen doeken die daar lagen. De zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt, lag niet bij de doeken, maar afzonderlijk opgevouwen op één plaats.
Nu ging ook ‘de andere leerling’, die als eerste bij het graf was, naar binnen. Hij zag en vertrouwde.

Alweer zo’n verrassend Evangelie: twee dagen na Kerstdag een verrijzenisverhaal! Gisteren haalden we al aan hoezeer het Kerst- en Paasgebeuren met elkaar samenhangen, maar hier wordt er op nog iets anders gewezen. ‘De andere leerling’ – men is er altijd van uit gegaan dat dat de leerling Johannes was, die dan dezelfde zou zijn als de evangelist Johannes – vertoont hier een houding die verrassenderwijze heel dicht bij die van de herders ligt!
Om het Kerst- (of Paas-)gebeuren te peilen, moet je vooruit durven lopen op zeggen van anderen (engelen of vrouwen), die een op zich onbegrijpelijke, maar wel vreugdevolle boodschap brengen. Om het Kerst- (of Paas-)gebeuren te peilen, moet je “zien en vertrouwen” (= geloven) wat niet te zien is! Dat die baby de Messias is, is niet ‘te zien’; dat de Heer verrezen is, is niet ‘te zien!
Kerstdag wordt pas Kerstdag
(Pasen wordt pas Pasen)
als wij “zien en vertrouwen” …

Joh.2,13-22 (9/11/2021) 

Pesach, het Joodse Paasfeest, was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. Op het tempelplein trof hij de verkopers van runderen, schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars. Hij maakte van touwen een zweep en dreef allen de tempel uit, met hun schapen en runderen. De tafels van de geldwisselaars wierp hij om en hun munten rolden over de grond. Tegen de duivenverkopers zei hij: “Doe dat weg van hier! Maak van het huis van mijn Vader geen marktplaats!”
Zijn leerlingen her-innerden zich dat er geschreven staat: De ijver voor jouw huis heeft mij verteerd. [Ps.69,10]
Enigen uit de omstaanders ondervroegen hem nu: “Welk teken kun jij ons tonen dat je zoiets mag doen?” Jezus antwoordde hen: “Verwoest het binnenste van deze tempel en in drie dagen zal ik het doen verrijzen.” Zij zeiden nu: “Zesenveertig jaar is er aan deze tempel gebouwd en jij zult hem in drie dagen doen verrijzen?” Maar hij sprak over het binnenste van de tempel dat zijn lichaam was.
Toen hij later uit de doden verrezen was, her-innerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij vertrouwden op de Schrift en op het woord dat Jezus had gesproken.

Het liturgisch feest dat vandaag gevierd wordt, kan wat ver van ons bed lijken. De basiliek van Lateranen is de eerste officieel erkende kerk van de bisschop van Rome, ingewijd in 324. Toch heeft dit een interessante boodschap, zeker als je ziet welk Evangelie men gekozen heeft voor dit feest. Men had begrijpelijkerwijze iets triomfantelijks kunnen lezen, of zeker ook iets van vreugde en dankbaarheid. Maar men leest net die passage waar Jezus erg kritisch is voor wie tempels bouwt!
Jezus is niet tégen een tempel. Integendeel, hij had er al als kind graag vertoefd, en ook als volwassene komt hij er vaak. Maar hij hoopt wel vurig (!) dat het een ontmoetingsplaats is met G-d, niet dat men die verlaagt voor eigen zaakjes.
Het zou in onze moeilijke tijd een passend criterium kunnen zijn bij de vraag wat kan of niet kan in een kerkgebouw!, waarbij ‘G-dsontmoeting’ zeker breed mag geïnterpreteerd worden, maar eigenbelang ook duidelijk geweigerd. En als het primair om G-dsontmoeting gaat, dan zou zeker moeten gepleit worden voor meer open kerken – letterlijk én figuurlijk!