Verbonden Léven

Mt.6,7-15 (18/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Als je bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen;
want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na,
want vóórdat je Hem vraagt weet jouw Vader wat je nodig hebt. Jij moet daarom zo bidden:
Onze Vader die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd; uw rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben aan onze schuldenaren.
En breng ons niet in beproeving, maar behoed ons voor het kwaad. Want als gij aan de mensen hun fouten vergeeft
zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar als gij niet vergeeft aan de mensen zal ook uw hemelse Vader uw fouten niet vergeven.' 

Jezus vraagt bij mijn gebed geen omhaal van woorden te gebruiken. En dan geeft hij mij de woorden van het Onze Vader.
Nee, veel zijn het er niet. Maar her en der toch wel redelijk onbegrijpelijk.
Blijkbaar was dát voor Jezus nu niet het eerst belangrijke. Nee, ook hier gaat het hem veeleer over het innerlijk, over het hart waarmee ik bid.
‘Bidden’ is geen ‘denken’, eerder een ‘overwegen in het hart’. Al in het Oude Verbond gebruikte men daar de term ‘herkauwen’ voor!
Het Onze Vader moet ik dus niet (be)grijpen, wél herkauwen. Dag in dag uit, jaar in jaar uit, generatie na generatie die enkele woorden
door mij heen laten gaan en ‘kauwendeweg’ zullen ze hun voedzaamheid afgeven, vaak op een heel verborgen wijze, maar daad-werkelijk.
Ik doe er trouwens goed aan te bedenken dat het niet míjn woorden zijn, maar die van Jezus. Híj is het die ze bidt ín mij! Als ‘ik’ dus bid,
geef ik Jézus opnieuw een fysiek lichaam in deze wereld waarmee híj tot G-d kan bidden! Dat dit gevolgen heeft voor het ‘vehikel’ dat ik ben, zal zich wel laten blijken …

Mt. 6,24-34 (20/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Niemand kan twee heren dienen: hij zal de een haten en de ander liefhebben,
ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Je kunt niet God dienen én de mammon. Daarom zeg Ik je:
Weest niet bezorgd voor je leven, wat je zult eten of wat je zult drinken, en ook niet voor je lichaam, wat je zult aantrekken.
Is het leven niet méér dan het voedsel en het lichaam niet méér dan de kleding? Let eens op de vogels in de lucht:
ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar jouw hemelse Vader voedt ze. Ben jij dan niet veel méér dan zij?
Trouwens, wie van jullie is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg één el toe te voegen? En wat maak jij je zorgen over kleding?
Kijk naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. Toch zeg Ik je:
Zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldgewas, dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen,
zó kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? Maak je dus geen zorgen over de vraag: wat zullen we eten of wat zullen wij drinken
of wat zullen wij aantrekken? Want dat alles jagen de heidenen na. Jouw hemelse Vader weet wel dat jij al deze dingen nodig hebt.
Maar zoek eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles jullie erbij gegeven worden. Maak je dus niet bezorgd over de dag van morgen,
want de dag van morgen zorgt voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed."

Met zijn ‘twee heren’ lijkt Jezus aan te sluiten bij een klassiek spiritueel thema dat doorheen de hele Bijbel loopt:
Er is de weg ten leven en de weg ten dode. Beide worden ons voorgehouden. God wil/hoopt dat we léven, maar heeft ons vrij geschapen.
Kíes dus het léven. Zo eenvoudig is Bijbels leven!
Hoe komt het toch dat ik dat zo moeilijk vind?
Jezus komt hier dus op terug en wijst opnieuw die eenvoud aan – en wat een rust gaat daarvan uit!
Ik kan het me eigenlijk wel voorstellen, dat zorgeloze leven. Meer nog, ik verlang er hartsgrondig naar.
Nu rest mij alleen nog … te kíezen!

Mt. 7,1-5 (22/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Oordeelt niet, opdat je niet geoordeeld wordt.
Want met het oordeel dat jij velt zal je geoordeeld worden, en de maat die jij gebruikt zal men ook voor jou gebruiken.
Waarom kijk je naar de splinter in het oog van jouw broeder en merk je de balk niet op in je eigen oog?
Of hoe kan je tot je broeder zeggen: Laat mij die splinter uit je oog halen, en zie, in je eigen oog zit de balk nog!
Huichelaar, haal eerst die balk uit je eigen oog, en dan zal je scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen uit het oog van je broeder.'

Jezus’ Evangelie gaat toch vaak over verbluffende eenvoud.
Eenvoudig is de tekst zelf. Alleen een jong kind dat nog geen vergelijkingen kan begrijpen, kan hier geen weg mee.
Een andere vraag is wel of ík eenvoudig genóeg ben om het ook te wíllen tot mij door laten dringen?
Eenvoud zal nodig zijn om – éindelijk – die balk te zien. Wat meest voor de hand ligt, zie ik blijkbaar vaak het moeilijkst.
Maar eenvoud zal ook de wereld redden! Het is eenvoudig om mij voor te stellen wat er zou gebeuren als ik werkelijk waar zou maken
wat hier in het Evangelie staat. Dát zou ‘G-ds Koninkrijk’ – hemel – zijn!

Mt.7,6.12-14 (23/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Geeft het heilige niet aan de honden en werpt je paarlen niet voor de zwijnen,
opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omkeren en je verscheuren.
Alles wat jij wilt dat de mensen voor jou doen doet dat ook voor hen. Dat is Wet en Profeten. Gaat binnen door de nauwe poort;
want de weg die naar de ondergang voert is wijd en breed, en velen zijn er die hem inslaan. Hoe nauw toch is de poort
en hoe smal is de weg die voert naar het leven, en weinigen zijn er die hem vinden.'

Drie afzonderlijke spreuken.
De eerste (over geen parels aan de zwijnen geven) doet uitschijnen dat Jezus’ volgelingen
een verheven geheime leer hebben die ze niet zomaar aan iedereen moeten laten kennen.
Dat staat ogenschijnlijk nogal haaks op de tweede (alles wat je wil dat de mensen aan jou doen, …)
die de meest openbare boodschap is die je maar kunt bedenken. Niet voor niets heet ze ‘de gulden regel’,
omdat je die in alle mogelijke religies en levensbeschouwingen tegenkomt.
De derde (over de poort en de weg) lijkt uitkomst te brengen, maar maakt het daarom niet makkelijker (integendeel).
Gemakkelijk is de brede weg te nemen, dan hou je het op één van de twee bovenstaande, of op helemaal geen.
Moeilijker – maar alleen díe weg is levengevend – is de nauwe weg. Die ‘poort’ en ‘weg’ staan van oudsher voor het de onderscheiding.
Zwijgen of spreken? Wanneer het één, wanneer het ander? Of – ‘onderscheidender’ nog – hoe sprekende zwijgen en zwijgende spreken?

Mt. 7,21-29 (25/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Niet ieder die tot mij zegt: 'Heer! Heer!' zal binnengaan in het koninkrijk der hemelen,
maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. Velen zullen op die dag tot mij zeggen:
'Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en hebben wij niet in uw naam duivels uitgedreven en in uw naam veel wonderen gedaan?'
Maar dan zal ik hun onomwonden verklaren: Nooit heb ik u gekend; gaat weg van mij, gij die ongerechtigheid doet!
Ieder nu die deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan men vergelijken met een verstandig man die zijn huis op rotsgrond bouwde.
De regen viel neer, de bergstromen kwamen oplaag, de storm stak op en zij stortten zich op dat huis, maar het viel niet in, want het stond gegrondvest op de rots.
Maar ieder die deze woorden van mij hoort doch er niet naar handelt, kan men vergelijken met een dwaas die zijn huis bouwde op het zand.
De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij beukten dat huis, zodat het volledig verwoest werd.'
Toen Jezus deze toespraak geëindigd had was het volk buiten zichzelf van verbazing over zijn leer.
Want hij onderrichtte niet zoals hun schriftgeleerden, maar als iemand die gezag heeft.

Soms zien levens er tamelijk gelijklopend uit. Huisje, tuintje, financiële mogelijkheden en weinig reden tot klagen.
Zo ziet het er langs buiten uit, als alles vlot loopt. Maar wat als er tegenslagen komen, spanningen, conflicten, …?
Dan lijkt het over essentiële zaken te gaan: een stevig fundament en intensiteit van leven. Beide zijn het onze eigen verantwoordelijkheid.
Waar kies ik voor?
Kies ik voor drijfzand of rotsgrond? Een leven aan de oppervlakte of in de diepte? Een leven zonder of met toekomst?
Kies ik ervoor om tijd vrij te maken en mij te verbinden met ‘G-d’? Wil ik wel met Hem in relatie gaan en luisteren?
Zo intens luisteren dat zijn woorden écht binnen mogen komen zodat ik ze eigen kan maken?
Maak ik in mijn leven de keuze om écht te horen (naar zijn woorden) én waarachtig te handelen (gerechtigheid doen).
Mooi toch dat er hiervoor in het Hebreeuws slechts één woord is: ‘dabar’. Het betekent zowel woord als daad.
Onlosmakelijk zijn die twee met elkaar verbonden.

Zaterdag (27/06/2020)

Mt. 8,5-17

 Toen Jezus in Kafarnaüm aangekomen was, kwam een honderdman naar Hem toe die zijn hulp inriep met de woorden:
'Heer, mijn knecht ligt verlamd in mijn huis en lijdt vreselijk pijn.' Hij sprak tot hem: 'Ik zal hem komen genezen.'
Maar de honderdman antwoordde: 'Heer, ik ben het niet waard dat Jij onder mijn dak komt; maar een enkel woord van jou is voldoende
om mijn knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik:
'Ga!' en hij gaat; en tot een ander: 'Kom! en hij komt; en aan mijn knecht: 'Doe dit!' en hij doet het.'
Toen Jezus dit hoorde stond Hij verwonderd en zei tot hen die hem volgden: 'Voorwaar, Ik zeg jullie: bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden.
Ik zeg jullie, dat velen uit het oosten en het westen zullen komen en met Abraham en Isaäk en Jakob zullen aanzitten in het rijk der hemelen;
maar de kinderen van het rijk zullen buitengeworpen worden in de duisternis: daar zal geween zijn en tandengeknars.'
En tot de honderdman sprak Jezus: 'Ga, zoals jij geloofd hebt geschiede je.' En op datzelfde ogenblik werd de knecht gezond.

Toen Jezus in het huis van Petrus gekomen was, vond Hij diens schoonmoeder met koorts te bed liggen.
Hij raakte haar hand aan en zij werd vrij van koorts; zij stond op en bediende Hem.
Toen de avond gevallen was, bracht men veel bezetenen bij Hem. Hij dreef door een woord de geesten uit,
en alle zieken genas Hij, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeet Jesaja gezegd was:
'Hij heeft onze zwakheden weggenomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.'

“Heer, ik ben niet waardig dat Jij onder mijn dak komt.”
Wat een weerbarstige zin – en dan zeggen we haar zelf ook nog eens luidop, elke keer we Eucharistie vieren!
Zijn wij het dan werkelijk niet waard dat Jezus naar ons toe komt? Moeten we onszelf weer eens zo klein zien? Of begrijpen we dat verkeerd?
De honderdman maakt zichzelf alvast niet kleiner dan hij is: hij spreekt over zijn leiderschap en dat hij bevelen geeft en dat die ook opgevolgd worden …
Toch belet hem deze ‘grootsheid’ niet dat hij zichzelf op zijn juiste plaats ziet: “Ik ben zelf ook ondergeschikte.”
En zo ziet hij ook zichzelf tegenover Jezus: klein in de huiveringwekkende confrontatie met het mysterie van leven en dood;
groots in zijn vertrouwen en de dingen op hun juiste plaats te zien.
Echt waardeloos worden wij pas als wij buiten onze eigen, juiste, plaats gaan leven; wanneer wij ons te klein maken (en zo onze talenten verbergen)
én wanneer wij ons te groot maken (en zo een holle luchtbel worden).

Nederigheid is: de o zo moeilijke gulden middenweg tussen deze beide.