Verbonden Léven

Joh.14,6-14 (3/05/2024)

6      Jezus antwoordde hem:
       “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
       Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.
7      Als je mij zou leren kennen,
       zou je ook mijn Vader leren kennen.
       Vanaf nu ken je hem; je hebt hem gezien!”
8      Filippus zei:
       “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
9      Jezus antwoordde hem:
       “Je bent nu al zo lang bij mij
       en je hebt hem niet leren kennen, Filippus?
       Wie mij heeft gezien,
       heeft de Vader gezien.
       Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10    Geloof je niet dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij is?
       De woorden die ik tegen jullie spreek,
       spreek ik niet uit mezelf.
       Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11    Geloof mij
       dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij
       – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie vertrouwt in mij
       zal de werken die ik doe, ook doen
       – en nog grotere dan deze,
       omdat ik naar mijn Vader ga.
13    Wat je ook zult vragen in mijn naam,
       ik zal het doen,
       opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14    Als je dus iets vraagt in mijn naam,
       ik, ik zal het doen!”

Vandaag vieren we het feest van twee apostelen, nl. Jacobus en Filipus.
Jacobus, ook de rechtvaardige genoemd, is de paar jaar jongere neef van Jezus.
Filippus van Betsaïda, een medewerker van het eerste uur, is ons vooral bekend door zijn spontane uitspraken zoals: “Heer, toon ons de Vader, meer vragen wij niet”.
Elke generatie opnieuw vragen mensen naar duidelijkheid: “Toon ons de Vader!” Mensen vragen naar tastbare, concrete aanwijzingen om G-ds aanwezigheid in hun leven en in de wereld te mogen zien. Maar, is niet heel de geschiedenis als het ware een bewijs van G-ds Liefde?
En toch … wordt er nog steeds getwijfeld aan zijn bestaan. G-d heeft immers niets van doen met tastbaar bewijsmateriaal, maar wel met geloof in zijn Liefde, geloof in Jezus Christus. Hij wil/kan niet vastgezet worden, maar meebewegen in ons leven. Hij vraagt als het ware voortdurend: “Mag ik met jou mee leven, op jouw ritme?” en zegt daarbij: “Wat je ook vraagt in mijn naam, ik zal het doen!” Geweldig toch.

Joh. 13,16-20 (4/05/2023)

16    “Amen, amen, ik zeg jullie:
       Een dienaar is niet groter dan zijn heer,
       een gezant niet groter dan wie hem gezonden heeft.
17    Als je dit weet,
       gezegend ben je als je het ook doet.
18      Ik zeg dit niet over jullie allemaal.
       Ik weet wie ik heb uitgekozen,
       maar het is opdat de Schrift vervuld zou worden:
              ‘Die aanzat aan mijn tafel,
              heft zijn hiel tegen mij op.’ [Ps.41,10b]
19    Vanaf nu zeg ik het jullie voor het gebeurt,
       opdat, wanneer het gebeurt,
       je zou vertrouwen dat ik het ben.
20    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als iemand verwelkomt wie ik zend,
       verwelkomt hij mij;
       en als iemand mij verwelkomt,
       verwelkomt hij wie mij gezonden heeft.”

We zijn al ver gevorderd in de paastijd, terwijl deze lezing ons terug brengt naar die wonderlijke avond toen Jezus met zijn vrienden voor de laatste maal aan tafel ging en hen voorbereidde op wat er te gebeuren stond. Tijdens die maaltijd, op de avond voor zijn dood, gaf Jezus een lang onderricht, maar eerst en vooral stelde hij een krachtig, woordeloos gebaar. Het 'doen' van de woorden is voor hem immers van cruciaal belang. Zijn eigen handelen, zijn daden, stelt hij ons als voorbeeld om na te volgen.
Daarbij maakt hij zich geen illusies over het groepje mensen tot wie hij zich richt. De een zal hem verraden, de ander zal hem verloochenen of ze trekken zich terug op het moment van de beproeving. En toch probeert Jezus hen al doende te laten zien wat ware nederigheid omvat. Deze nederigheid heeft niets van doen met je positie, geen ‘kruiperigheid’ of jezelf naar beneden halen. Deze nederigheid plaatst ons op gelijke hoogte met elkaar. Als wij Jezus willen volgen zullen we moeten knielen om de anderen – ook wie ‘onder’ ons staat, ook wie ons kwetst en verraadt, … – de voeten te wassen.

Joh.3,7-15 (9/04/2024)

7      Verwonder je niet dat ik zei
       ‘het is nodig nieuw geboren te worden’.
8      De wind [pneuma/ruach] waait waarheen het zijn bedoeling is.
       Je hoort zijn geluid,
       maar je weet niet vanwaar hij komt of waarheen hij gaat.
       Zo is het met ieder die geboren wordt uit de geest-adem [wind/pneuma/ruach]
9      Nikodemus bleef vragen: “Maar hoe kan dat gebeuren?
10     Jezus antwoordde hem:
       “Jij bent een leraar van Israël en je weet dat niet?
11    Amen, amen, ik zeg je:
       Wij zeggen dat wat wij weten
       en over wat wij gezien hebben, getuigen wij.
       Maar ons getuigenis nemen jullie niet aan.
12    Als je al geen vertrouwen stelt
       in wat ik zeg over de aardse dingen,
       hoe zul je dan vertrouwen als ik spreek over de hemelse?
13    Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel
       als hij niet uit de hemel is neergedaald.
       Zo is de mensenzoon in de hemel.
14    Zoals Mozes in de woestijn de slang heeft omhoog geheven,
       zo moet de mensenzoon omhoog worden geheven [op het kruis],
15    opdat al wie vertrouwende ín hem is,
       niet verloren gaat,
       maar het volle leven heeft.”

De volgende dagen komt de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus uitgebreid aan bod, daarom willen we ook een uitgebreidere commentaar meegeven over Nikodemus en wat deze ontmoeting bij hem teweeggebracht zou kunnen hebben. Klik hier om hem te lezen.

Joh. 3,16-21 (10/04/2024)

[Jezus ging verder tegen Nicodemus:]
16  Want zó lief heeft God de wereld,
     dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
     opdat al wie vertrouwende ín hem is,
     niet verloren gaat,
     maar het volle leven heeft.
17  Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
     om die wereld te vonnissen,
     maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18  Wie vertrouwend ín hem is,
     wordt niet gevonnist,
     maar wie niet vertrouwt,
     is al gevonnist,
     omdat hij niet heeft vertrouwd
     in de naam van de eniggeboren zoon van God.
19  En dit is het vonnis:
     Het licht is in de wereld gekomen,
     maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht,
     want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend].
20  Want ieder die kwaad doet,
     haat het licht; hij vermijdt het licht,
     zodat zijn daden niet aan de dag komen.
21  Maar wie waarheid doet,
     zoekt het licht op,
     zodat openbaar wordt
     dat zijn daden in God zijn verricht.”

Vandaag lezen we het laatste stukje over de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus. Je kan nog steeds een uitgebreidere commentaar lezen over Nikodemus en wat deze ontmoeting bij hem teweeggebracht zou kunnen hebben. Klik hier om hem te lezen.

Joh.6,1-15 (12/04/2024)

1      Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer,
       dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer].
2      Een grote menigte trok met hem mee,
       omdat zij telkens de tekens zagen
       die hij aan de zieken deed.
3      Jezus ging de berg op
       en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte].
4      Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
5      Toen Jezus opkeek,
       zag hij de grote menigte die naar hem toekwam.
       Hij zei tegen Filippus:
       “Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?”
6      Dit vroeg hij om hem te toetsen;
       zelf wist hij wat hij zou doen.
7      Filippus antwoordde:
       “Zelfs voor tweehonderd daglonen brood
       zal niet genoeg zijn
       om elk een klein beetje te geven!”
8      Een andere leerling,
       Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem:
9      “Er is hier wel een jongetje
       die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft.
       Maar wat is dat voor zovelen?”
10    Maar Jezus zei:
       “Laat de mensen zich neervlijen
       – er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras
       [het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten].
       Men vlijde zich dus neer
       – het aantal mannen was ongeveer vijfduizend
      [‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel].
11    Jezus nam nu de broden
       en na gedankt te hebben [eucharistein]
       verdeelde hij ze aan de leerlingen,
       en de leerlingen aan de gezetenen.
       Zo gebeurde ook met de vissen,
       zoveel ze wilden.
12    Toen ze vervuld waren,
       zei hij tegen zijn leerlingen:
       “Verzamel de overvloedige stukken,
       opdat niets verloren gaat!”
13    Zij verzamelden ze dus
       en vulden twaalf korven met stukken
       van de vijf armemensenbroodjes
       die men had gegeten.
14    De mensen die gezien hadden
       welk teken Jezus had gedaan, zeiden:
       “Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!”
15    Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren
       om hem te komen halen om hem tot koning te maken,
       trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.

Met het 6de hoofdstuk gaan we in het Johannesevangelie naar de zogeheten ‘broodrede’. Maar zoals zo typisch in de Bijbel – en in navolging ook in de Sacramenten – komt éérst de handeling en dan het duidend woord. (Bij G-d zelf vallen ze samen: “Hij sprak en het was”.) Bemerk in deze ‘brood-handeling’ trouwens ook de duidelijke parallel met het Laatste Avondmaal. Ook de tijdsaanduiding – kort voor het Paasfeest – wijst daarop. Het is alsof Jezus hier al zijn ‘Eucharistie’ (= dankzegging) meegeeft aan de brede groep volgelingen.
En veel heeft hij daar niet voor nodig! Gewoonlijk zeggen we: vijf broden en twee vissen, maar eigenlijk moeten we het juister zeggen: Hij heeft íemand nodig – het kan een klein jongetje zijn – die bereid is het weinige dat hij heeft te delen met een ander! Dít is een handeling om om te danken! Het is eigenlijk de ‘kleine-jongen-versie’ van ‘je leven geven voor de ander’, wat Jezus bij dat andere Laatste Avondmaal ook zal doen.
Wat zal ‘mijn versie’ zijn?

Joh.6,22-29 (15/04/2024)

22    De volgende morgen stond de menigte al weer
       aan de overzijde van het meer. [Daar waar de broodvermenigvuldiging plaatsvond en vanwaar de leerlingen dus de avond voordien waren              weggegaan.]
       Zij hadden gezien dat daar maar één bootje lag,
       dat zijn leerlingen daarin waren gestapt
       en dat Jezus niet met zijn leerlingen was meegegaan
       in het bootje, maar dat zij alleen waren vertrokken.
23    Wel kwamen er andere bootjes uit Tiberias
       naar de plaats waar zij het brood gegeten hadden
       na de dankzegging [eucharistein] van de Heer.
24    Toen de menigte dus zag
       dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren,
              stapten zij zelf in de bootjes en kwamen in Kafarnaüm
       om hem te zoeken.
25    Toen ze hem vonden aan de overzijde van het meer,
       vroegen ze: “Meester, wanneer ben je hier gekomen?”
26    Jezus antwoordde hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Jullie zoeken mij,
       niet omdat je tekenen hebt [in]gezien,
       maar omdat je van de broden hebt gegeten
       en je verzadigd werd.
27    Doe geen moeite voor voedsel dat vergaat,
       maar voor het voedsel dat blijft tot het volle leven
       en dat de mensenzoon jullie zal geven,
       want op hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.”
28    Ze vroegen hem dan:
       “Wat moeten wij doen
       opdat onze werken Gods werken zouden zijn?”
29    Jezus gaf hen ten antwoord:
       “Dit is het werk van God:
       dat je vertrouwt in wie hij gezonden heeft.”

We gaan verder waar we zaterdag gebleven waren met het 6de hoofdstuk uit het Johannesevangelie. Er wordt veel moeite gedaan om de moeite weer te geven die het volk doet om Jezus te zoeken! Toch is Jezus vrij kritisch tegen hen – of is het alleen maar een realistische waarschuwing? Loop niet achter het brood aan; loop niet achter het spektakel aan, lijkt hij te zeggen.
G-d weet dat wij ‘brood’ nodig hebben om te leven. Hij voorziet er dan ook in! (zie de broodvermenigvuldiging) Maar hij weet ook dat we méér nodig hebben. We hebben voedsel voor het ‘volle leven’ – Léven, zoals wij dat hier dan schrijven – nodig. En ook dat voorziet G-d voor ons in zijn Zoon, zijn Woord dat hij onder de mensen stuurt.
Het waren blijkbaar eerlijke zoekers die hier ter sprake komen. Na Jezus’ waarschuwing vragen ze inderdaad niet meer om brood, maar wat ze moeten doen. Jezus’ antwoord is bedrieglijk simpel: niet eens iets om te ‘doen’, maar wel: vertrouwen!