Verbonden Léven

Joh.12,24-26 (10/08/2023)

24    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft,
       dan blijft hij alleen;
       maar als hij sterft,
       draagt hij overvloedig vrucht.
25    Wie zijn eigen leven liefheeft,
       verliest het;
       wie zijn eigen leven in deze wereld loslaat,
       behoudt het voor het voor het volle leven.
26    Als iemand mij dienstbaar wil zijn,
       moet hij mij volgen,
       en waar ik ben, zal ook mijn dienaar zijn.
       En als iemand mij dienstbaar is, zal de Vader hem eren.

Gisteren ging het over uitkijken naar, verwachten … vandaag wordt ons gevraagd om te sterven, je leven te verliezen. Het lijkt totaal tegengesteld, want wie kijkt er nu naar uit om te sterven en z’n leven te verliezen? Nochtans is dat de enige weg naar het volle leven. Om dit duidelijk te maken gebruikt Jezus een universeel beeld van zaad dat door het donker heen tot nieuw leven wordt.
Diep verborgen in elke mens zit – net als in het zaad – een potentiële kiem, die niet anders wil/kan dan groeien, dat is nu eenmaal z’n wezenskenmerk. De kiem wil tot ontwikkeling komen, uitgroeien en vrucht dragen. Het groeiproces breekt je open.
Het zaad ‘weet’ immers dat het bestemd is om te sterven, om zichzelf te geven. Het zaad ‘weet’ dat het er niet om gaat om z’n buitenkant (prestatie, ego, …) te behouden. Het gaat erom die goddelijke kern – dat wat van binnen zit – tot ontwikkeling te laten komen, te laten groeien zodat het tot volwassenheid kan komen. Alleen zo kom je tot het volle leven en ja dat kost je inderdaad je buitenkant.

Joh.1,47-51 (29/09/2023)

47    Jezus zag Natanaël naar zich toekomen
       en zei over hem:
       “Kijk! Een waarachtige Israëliet,
       iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2]
48    Natanaël vroeg hem:
       “Vanwaar ken jij mij?”
       Jezus antwoordde:
       “Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat,
       zag ik jou!”
49    Nu zei Natanaël:
       “Rabbi, jij bent de zoon van God,
       jij bent de koning van Israël!”
50    Jezus antwoordde hem:
       “Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je?
       Je zult grotere dingen dan deze zien!”
51    En hij zei:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Je zult de hemel geopend zien
       en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen
       op de mensenzoon.”

Het is wat vreemd dat de (rooms-katholieke) kerk deze drie ‘aartsengelen’ viert. Behalve dat Gabriël één keer ten tonele verschijnt bij de aankondiging van de geboorte van Jezus aan Maria, komen ze in het Nieuwe Testament niet voor!
Wél vernoemt Jezus – hier en op meerdere andere plaatsen – engelen ‘tout court’. Dat doet hij zelfs met de grootste vanzelfsprekendheid. En toch blijft hij er tegelijk ook vaag over, of liever: ongedefinieerd. Nergens geeft hij een definitie van wat een engel is of wijst hij er een rechtstreeks aan.
En toch lijken ze er te zijn. Een beetje ongrijpbaar, maar volgens de verhalen dan toch weer soms zichtbaar, hoorbaar, ervaarbaar, …
Volgens het Griekse woord dat de evangelisten ervoor gebruikten, gaat het om een angelos, een boodschapper. En volgens Jezus brengen die zowel boodschappen van G-d uit naar de mens, maar ook van de mens uit naar G-d.
Voor wie en waarmee zal ík vandaag ‘engel’ zijn?

Joh.17,20-26 (25/05/2023)

20    Niet alleen voor hen bid ik,
       maar ook voor wie door hún woord
       nog zullen vertrouwen in mij;
21    opdat allen één zijn, Vader,
       zoals Jij in mij en ik in Jou;
       opdat ook zij in ons één zijn;
       opat de wereld zou geloven
       dat Jij mij hebt gezonden.
22    En ik heb de grootsheid die Jij mij gegeven hebt
       ook aan hen gegeven;
       opdat zij één zijn
       zoals wij één zijn;
23    ik in hen
       en Jij in mij
       opdat zij voltooid zouden zijn tot één;
       en opdat de wereld erkent
       dat Jij mij gezonden hebt
       en hen daad-werkelijk hebt liefgehad
       zoals Jij mij hebt liefgehad.
24    Vader,
       diegene die Jij mij gegeven hebt,
       het is mijn bedoeling
       dat ook zij zijn waar ik ben
       samen met mij;
       opdat zij aanschouwen mijn grootsheid
       die Jij mij gegeven hebt
       omdat Je mij hebt liefgehad
       nog vóór de grondvesting van de wereld.
25    Integere Vader,
       de wereld heeft Jou niet erkend,
       maar ik heb Jou erkend
       en dezen hebben erkend
       dat Jij mij gezonden hebt;
26    en ik heb hen
       Jouw naam bekend gemaakt
       en zal die blijven bekend maken
       opdat de daad-werkelijke liefde
       waarmee Jij mij hebt liefgehad
       ook in hen is en ik in hen.

In zijn afscheidsgebed laat Jezus zijn blik ruim uitdeinen. Enerzijds bidt hij helemaal ‘in’ G-d, anderzijds ook helemaal ‘in’ zijn leerlingen, en over hun schouders heen ook naar allen die door de leerlingen nog tot geloof zullen komen. Hij bidt dus voor … ons! Hij bidt voor míj!
Het kan misschien een enigszins bevreemdende gedachte zijn, maar het is o zo bevrijdend – en was Jezus niet gekomen om mensen vrij te maken? – dat Jezus ook met mij vandaag die innige verbinding aangaat. Mijn leven krijgt diezelfde weidsheid als ik mij ‘in Jezus’ laat trekken! ‘Geloven’ gaat niet over ‘denken aan iemand van lang geleden’. Net in de Verrijzenis en de krachtwerking van de Geest blijkt dat ‘geloven’ gaat over de ontmoeting met de Lévende, hier en nu, vandaag in mijn leven. G-d wordt werkelijk in deze wereld, als wij hem werkelijk laten worden in ons eigen leven. En dat kunnen wij door ‘Jezus achterna’ te gaan, zijn spoor te volgen, en als wij dat spoor volgen, komen we uit in de goddelijk-afgrondelijke diepte … van ons eigen wezen …

Joh 7, 1-2.10.25-30 (1/04/2022)

Hierna trok Jezus rond in Galilea. Hij wilde dat niet in Judea doen omdat de Joden hem zochten te doden. Het Joodse Loofhuttenfeest was nabij. Maar toen zijn broers vertrokken waren naar het feest, ging hij zelf ook, maar niet openlijk, maar in het verborgene.
Nu zeiden sommige Jeruzalemmers: “Is dat niet degene die ze zoeken te doden? En kijk, hij staat hier vrijmoedig te spreken en ze zeggen niets. Zouden de oversten werkelijk erkend hebben dat hij de Gezalfde [christos / messiah] is? Maar van hem weten we vanwaar hij is, terwijl als de Gezalfde komt niemand weet vanwaar hij is.”
In zijn onderricht in de tempel riep Jezus daarom uit: “Ja, jullie kennen mij! Ja, je weet vanwaar ik ben! Maar ik ben niet uit mezelf gekomen, het is de waarachtige die mij gezonden heeft en die kennen jullie niet. Maar ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom en hij mij gezonden heeft.”
Ze zochten hem dus te grijpen, maar niemand sloeg de hand aan hem omdat zijn uur nog niet gekomen was.

Er werd door het Joodse volk uitgekeken naar de Gezalfde. Maar terwijl ze uitkeken naar iets nieuws, iets opmerkelijks en aantrekkelijks, zagen ze over het hoofd wat gewoon leek en voor de hand lag. Jezus gaat een stapje verder. Hij ziet wat vanzelfsprekend is, en schat daarbij ook de oorsprong en de betekenis van zijn leven naar waarde. Zijn bezorgdheid lag niet bij feitelijkheden en het voortbestaan, maar bij waarheid en relaties.
Jezus kiest ervoor om in het verborgene naar het Loofhuttenfeest te gaan. Steeds ging hij rond zonder de aandacht op zichzelf te trekken. Nooit maakte hij zichzelf tot centrum. Steeds weer verwees hij naar zijn Vader en over het ‘in kennis zijn’ met elkaar. De Liefde was oorsprong en doel van zijn leven.
Hoe sta ik in het leven, wat verdient mijn aandacht? We hoeven het niet ver te gaan zoeken. Misschien brengt iemand uit mijn onmiddellijke omgeving mij vandaag wel iets van heil! Of zal ik dat niet zien, niet accepteren, omdat ik weet ‘waar het vandaan komt’? 

Joh. 6,44-51 (27/04/2023)

44    Niemand is bij machte naar mij toe te komen
       als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt,
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45    Bij de profeten staat geschreven:
       En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13]
       Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
       komt naar mij toe.
46    Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
       Enkel degene die van God komt,
       heeft de Vader gezien.
47    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48       Ik ben het brood van het leven.
49    Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
       maar zijn [toch] gestorven.
50    Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
       ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51    Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neergedaald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].

Het gaat verder over dat bijzondere ‘brood’. De vergelijking met het hemelse manna in de woestijn is dat mensen het niet zelf kunnen maken; je kunt het alleen ontvangen. Je kunt het ook niet ‘oppotten’; je kunt het alleen dankbaar gebruiken vandaag en er voor de rest op vertrouwen dat het er morgen opnieuw zal zijn. En Jezus zegt dat dat manna nog maar ‘klein bier’ is in vergelijking met het ‘brood’ dat zijn eigen leven is, gegeven aan de wereld.
Wat kunnen of moeten wij ‘doen’ voor dat ‘levende brood’? Niet zoveel blijkbaar. Misschien wel: honger hebben, verlángen naar dát brood! Én vertrouwen dat we het zúllen ontvangen! Je voelt natuurlijk dat daartussen een zeker hiaat zit, een soort lege ruimte waarin ik mij oncomfortabel onmachtig voel. Behalve die ruimte wat vrijwaren, kan ik eigenlijk niet veel doen. Ontvangen is nu eenmaal ontvangen, en daar hebben wij ‘doenderige’ mensen het nogal moeilijk mee. Maar is het niet net in die onmacht dat G-ds ‘macht’ zich aan ons kan voltrekken …?

Vrijdag (5/04/2024)
Joh.21,1-14

     Na dit alles toonde Jezus zichzelf opnieuw aan de leerlingen
       bij het meer van Tiberias. [= het meer van Galilea]
       Dit verliep als volgt:
     Simon Petrus, Tomas de tweeling,
       Natanaël van Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs
       en twee andere van zijn leerlingen waren er bijeen.
     Simon Petrus zei: “Ik ga vissen.”
       En zij antwoordden: “Dan gaan wij met je mee.”
       Ze klommen in de boot, maar die nacht vingen ze niets.
     Toen het al ochtend begon te worden,
       stond Jezus aan de oever.
       De leerlingen wisten echter niet dat het Jezus was.
     Jezus zei hen: “Jongens, hebben jullie iets voor bij het eten?”
       Ze antwoordden hem: “Nee …!”
     Nu zei hij hen: “Werp het net uit naar de rechterkant van de boot en je zult wat vinden.”
       Ze deden dat, maar konden het net niet meer optrekken
       door de grote hoeveelheid vissen.
     De leerling, die Jezus erg genegen was, zei tegen Petrus:
       “Het is de Heer!”
       Toen Simon Petrus dit hoorde, trok hij zijn bovenkleed weer aan en sprong in het water.
     De andere leerlingen kwamen met het bootje.
       Ze waren niet ver van het land, ongeveer tweehonderd el [= ca. 100m]
       en sleepten het net met de vissen mee.
     Toen ze aan land stapten, zagen ze een houtskoolvuur
       met vis erop en brood.
10    Nu zei Jezus:
       “Breng wat van de vissen die je nu gevangen hebt.”
11    Simon Petrus klom in de boot en trok het net op het land.
       Het zat vol grote vissen: honderddrieënvijftig,
       en ondanks de grote hoeveelheid scheurde het net niet.
12    Jezus zei hen: “Kom eten.”
       Niemand van de leerlingen durfde hem te vragen ‘wie ben jij’,
       terwijl ze wel wisten dat het de Heer was.
13    Maar Jezus nam het brood en gaf het hun. Zo ook met de vis.
14    Dit was de derde keer dat Jezus zich aan de leerlingen toonde
       sinds hij was opgestaan uit de dood.

Christus op het spoor komen en toe laten in je leven gaat niet vanzelf. Het gebeurt niet zomaar in een keer. Het vraagt tijd en brengt verwarring met zich mee. Je oude vertrouwde leven lijkt niet langer te lukken. Je kan niet zomaar doorgaan met leven zoals je vroeger deed. Er is iets in jou veranderd ook al weet je niet goed wat dat zou kunnen zijn. Er speelt iets in jou waardoor je aandacht naar elders gericht wordt. De vraag is of je de jarenlange gewoontes aan de kant durft te schuiven en je volledig durft te richten naar dat nieuwe leven dat je in en rond je hoort, ziet en voelt?
Simon Petrus waagde de sprong en mocht aan den lijve ervaren wat een overvloed aan Léven het met zich meebrengt. Hij en de anderen mochten voelen hoe leven-gevend het is als je het oude loslaat en je durft toe te vertrouwen aan die uitnodigende (bekende?) stem: “Kom eten”. Binnentreden in die goddelijke gastvrijheid, verzameld rond een houtskoolvuur, geeft dat er geen woorden ter verduidelijking meer nodig zijn. Iedereen weet en voelt wie je bijeengebracht heeft.