Verbonden Léven

Joh.6,16-21 (13/04/2024)

16    Toen het avond werd,
       daalden zijn leerlingen af naar het meer,
17    klommen in de boot
       en voerden naar de overzijde, naar Kafarnaüm.
       Ondertussen was het donker geworden
       en Jezus was nog niet bij hen.
18    Er stak een hevige wind op
       die op het meer hoge golven maakte.
19    Toen ze zo vijfentwintig of dertig stadiën [= ca. 5 km] ver waren geraakt,
       zagen ze Jezus wandelen op het meer
       en naar de boot toe komen.
       Ze werden bang.
20    Maar hij zei hen:
       “Ik ben het. Wees niet bang!”
21    Ze wilden hem dan in de boot nemen,
       maar onmiddellijk was de boot aan land,
       daar waar zij heen gingen.

Dit is een overgangspassage. De leerlingen trekken weg van de ene plaats (van de broodvermenigvuldiging) naar de andere (Kafarnaüm). Ze moeten er ook letterlijk voor ‘oversteken’: hier het grote meer van Galilea.
Mensen zijn bang van overgangen. Zelfs als het oude ook moeilijkheden of verwarring met zich meebracht, blijft men vaak toch liever bij dat oude, want dat is tenminste bekend. Het nieuwe is … nieuw, en dat is nu eenmaal ónbekend. De oversteek zelf is zo mogelijk nóg lastiger en beangstigender, want dan heb je geen van de twee!
Hierin komt Jezus zijn leerlingen – toen en nu – echter tegemoet! Midden in de hevige wind (dat is: de Geest-kracht, de goddelijke scheppings-adem!) komt hij naar ons toe met zijn vertrouwenwekkend woord: “Ik ben het. Wees niet bang!”
Dat Jezus naar ons toekomt, is zeker. Dat wij ook onze angst kunnen overwinnen en aan de overkant raken, heeft nog als voorwaarde dat wij hem aan boord nemen …