Verbonden Léven

Mc.4,26-34 (27/01/2023)

Verder zei hij: “Zo is het koningschap van God: Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat op, nacht en dag, en het zaad ontkiemt en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. Want uit de in zichzelf aanwezige kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren. En wanneer de vruchten rijp zijn, slaat hij er onmiddellijk de sikkel in omdat de oogst is aangebroken.”
Verder zei hij: “Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken? Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken? Het is als een mosterdzaadje: Wanneer het in de aarde wordt gezaaid, is het kleiner dan alle zaden op aarde, maar wanneer het is gezaaid, ontkiemt en groeit het en wordt groter dan alle tuingewassen en er komen grote takken aan zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”
Met vele zulke gelijkenissen verkondigde hij hun het woord, naarmate zij in staat waren het te horen. Alleen in gelijkenissen sprak hij tegen hen, maar apart met zijn leerlingen, gaf hij hen van alles uitleg.

Het koningschap van God lijkt te gaan over een kracht die ín de wereld aanwezig is. Als je wilt weten hoe het gaat met die goddelijke kracht, kijk dan naar de natuur, zegt Jezus. De planten laten het zien. Ze groeien als het ware vanzelf. Geen enkele plant zal sneller groeien als wij het proces proberen te forceren of naar onze hand trachten te zetten. Neen! Het enige dat we te doen hebben is deze kracht de tijd en de ruimte gunnen die nodig is om tot ontplooiing te komen. Het is niet aan ons om het koningschap te maken. Het is er reeds. Het enige dat ons te doen staat is vertrouwen dat het zal uitgroeien, openbloeien.
Een ander beeld voor het koningschap van God is dat onopvallend mosterdzaadje. Zo klein en toch is alles wat nodig is om uit te groeien reeds in dat kleine zaadje aanwezig. Het koninkrijk is niets spectaculairs. Het is gewoon ‘inwezig’ en groeit steeds verder uit tot een prachtige plek om te vertoeven, een plek van Verbonden Léven, verbonden met elkaar en met alles om je heen.

Mc.6,1-6 (1/02/2023)

Jezus ging van daar [Kafarnaüm] weg en kwam in zijn vaderstad [Nazaret, ca. 40km van Kafarnaüm]. Zijn leerlingen volgden hem. Toen het sabbat werd begon hij te onderrichten in de plaats van samenkomst [synagoge].
Velen die het hoorden, stonden versteld: “Vanwaar heeft hij die dingen? Wat voor een wijsheid is er aan hem gegeven? En wat een machtige daden gebeuren er door zijn handen!? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? Wonen zijn zussen niet hier bij ons?” En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei tegen hen: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn vaderstad, bij zijn verwanten en in zijn huis.” En hij kon daar geen enkele machtige daad [wonder] doen, behalve dat hij enkele ziekelijken de handen oplegde en hen heelde. Hij verwonderde zich over hun niet-vertrouwen en trok rond langs de dorpen in de omtrek en onderrichtte er.

Als ik dit voorval met Jezus leg naast wat ik vandaag zie gebeuren, roept het bij mij allerlei bevreemding op.
Hoe komt het dat wij iemand uit de eigen kring niet zo makkelijk vertrouwen als die een boodschap brengt, maar dat liever ‘van buitenaf’ horen – terwijl we tegelijk weer andere stekels opzetten tegenover vreemden? Ook hierin zijn we als de ‘wispelturige kinderen’ waar Jezus het elders over heeft.
Diezelfde vreemdheid is ook vast te stellen als wij dit ‘niet vertrouwen van wie dicht bij ons staat’ nóg dichterbij trekken, nl. naar onszelf! Als ik er niet op vertrouw dat ik – heel gewone mens met nog een hoop gebreken op de koop toe – toch ook krachten en talenten heb gekregen, dan zal ik niet veel wonderen kunnen doen! Als ik echter mijn krachten vrij laat stromen van hun bron – ‘de Vader’ – naar hun doel – ‘mijn broers en zussen’ – dan zullen er ‘machtige dingen’ gebeuren. En de kans is groot dat de eersten die dit zullen erkennen ‘enkele ziekelijken’ zullen zijn …

Mc.8,1-10 (11/02/2023)

In die dagen was er weer een grote menigte bij hem en zij hadden niets te eten. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: “Die mensen beroeren mij tot in mijn binnenste, want ze zijn al drie dagen bij mij en hebben niets te eten. Als ik hen zonder eten naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken, want sommigen zijn van ver gekomen.”
Zijn leerlingen antwoordden hem: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?” Hij vroeg hen: “Hoeveel broden heb je?” Ze zeiden: “Zeven.”
Hij gebood de mensen op de grond te gaan zitten. Hij nam de zeven broden en na gedankt te hebben [eucharistein], brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan de menigte. Ze hadden ook enkele visjes. Hij zegende die en zei ze ook voor te zetten.
Ze aten en werden volop gevoed. En toen ze de overblijvende stukken ophaalden, waren er zeven manden. Er waren ongeveer vierduizend mensen.
Toen stuurde hij hen weg. Onmiddellijk stapte hij in een boot, samen met zijn leerlingen, en ze kwamen in de streek van Dalmanuta.

Telkens weer laat Jezus zich raken door mensen. Wat aan hen gebeurt beroert hem tot in het diepst van zijn wezen. Hij kan niet anders dan in beweging komen. De vraag is: durven wij ons diep van binnen laten beroeren door wat aan mensen gebeurt? Je laten beroeren wil ook zeggen: je kwetsbaar opstellen. Maar misschien moet je dan wel vaststellen dat er niets kan gedaan worden en dan komt de onmacht: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?”
Jezus laat zich door de onmacht van de leerlingen niet uit z’n lood slaan. Hij vraagt om verder te kijken, voorbij wat níet mogelijk lijkt: “Hoeveel broden heb je?” Hij vertrouwt erop dat wat wél aanwezig is voldoende zal zijn. Hij dankt G-d, breekt en deelt. Zo raakt hij het hart van mensen en doet ook hen delen. Zo kunnen zij gesterkt weer verder gaan.

 

 Mc. 16,15-20 (25/04/2023)

15     Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
     “Ga de hele wereld in
     en verkondig de bevrijdende boodschap
     aan de gehele schepping!

16     Wie in vertrouwen zal leven
     en ondergedompeld worden,
     die zal bevrijd worden;
     maar wie niet in vertrouwen zal leven,
     zal veroordeeld worden.

17     En dit zijn de tekenen
     die de vertrouwenden zullen vergezellen:
     Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven,
     ze zullen nieuwe talen spreken,

18     ze zullen slangen vastnemen
     en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt,
     ze zullen zwakken de handen opleggen
     en ze zullen het goed stellen.”

19     Nadat de Heer zo tegen hen gesproken had,
     werd hij opgenomen in de hemel [1Kon.2,11]
     en zit aan de rechterhand van God. [Ps.110,1]

20     Maar zij trekken er op uit en verkondigen overal.
     De Heer werkte met hen mee
     en bekrachtigde het woord
     door de tekens die het vergezelden.

Dit is het verhaal van de leerlingen, hoe zij – in vertrouwen – door Jezus gezonden worden.
Hij zendt hen op weg met een pittige opdracht: getuigen van G-ds Liefde, van leven dwars door dood en doodsheid heen. Van Marcus horen we hoe dat eruit zal zien: Alles wat mensen bezet houdt zal verdwijnen, mensen worden opgericht, geen kwaad kan hen meer deren, …
Elke generatie opnieuw worden mensen – door G-d – aangeraakt om de eigen zending te ontdekken/vervullen, de eigen verantwoordelijkheid op te nemen. Ooit leerde ik een begrip dat hierover gaat, nl. het begrip ‘legaat’: het geheel van waardevolle elementen uit de traditie waarin je bent geworteld. Geloven en je verantwoordelijkheid ontdekken gaat over dit legaat opnemen, en daarin je eigen kleur mengen. Zó mag je het zichtbaar maken in je leven en doordragen met het oog op komende generaties, op toekomst.

Mc.12,1-12  (5/06/2023)

1     Jezus begon tegen hen [de Joodse leiders] in gelijkenissen te spreken:
      “Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde.
      Hij zette er een omheining rond,
      groef er een perskuip uit
      en bouwde er een wachttoren.
      Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
      en vertrok naar het buitenland.
2     Op de gunstige tijd zond hij een dienaar naar de wijnbouwers
      om zijn deel van de oogst in ontvangst te nemen.
3     Ze namen hem echter vast, sloegen hem
      en zonden hem met lege handen weg.
4     Opnieuw zond hij een dienaar naar hen,
      maar die verwondden ze aan het hoofd
      en vernederden hem.
5     Weer een andere zond hij,
      maar die doodden zij,
      en ook nog vele andere,
      waarvan ze sommigen sloegen en anderen doodden.
6     Nu had hij alleen nog zijn geliefde zoon.
      Als laatste zond hij ook hem naar hen,
      denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
7     De wijnbouwers zeiden echter onder elkaar:
      “Dat is de erfgenaam!
      Vooruit, laten we hem doden
      en zijn erfenis in bezit nemen.”
8     Ze grepen hem dus vast,
      doodden hem
      en wierpen hem buiten de wijngaard.
9     Wat zal de heer van de wijngaard nu doen?
      Hij zal komen om die wijnbouwers te doden
      en de wijngaard aan anderen geven.
10    Herkennen jullie het Schriftwoord niet?
      De steen door de bouwers afgekeurd,
      die steen is hoeksteen geworden.
11    Dat is het werk van de heer,
      een wonder is het in onze ogen.” [Ps.118,22-23]
12    Ze zochten hem te grijpen,
      maar ze waren bang voor het volk.
      Ze begrepen immers dat hij deze gelijkenis had verteld
      met hun op het oog.
      Ze lieten hem en gingen weg.

Met heel veel zorg en toewijding wordt de wijngaard klaargemaakt en uit handen gegeven. De wijnbouwers echter weigeren om vruchten af te dragen. (Hoe lastig is het om wat we ontvangen niet toe te eigenen, om wat we krijgen niet vast te houden, uit angst om tekort te komen?) De eigenaar daarentegen blijft vertrouwen en weigert te geloven dat mensen zich kost wat kost de wijngaard zouden toe-eigenen. Hij gaat er van uit dat ze nooit zo ver zullen gaan om zijn zoon te doden.
En toch gebeurt het.
Is het daarmee afgelopen? Is de wijngaard nu geworden tot een volkomen mislukt project, dat beschouwd mag worden als verloren vanwege mensen vol eigenwaan, te bang voor onvoorwaardelijke liefde? Afgelopen vanwege mensen levend op zichzelf, zonder verbinding met de ander noch met G-d? We zien het gebeuren. Het is een realiteit die we (her)kennen.
En toch gaat het door! Het kan omwille van die ene, van eigenwaan verloste, vrije en bevrijdende mens. Hij leefde, gaf zijn leven en is zo voor ons tot hoeksteen geworden. Dat was én is G-ds werk en het werkt door tot op vandaag – én morgen! – in ieder van ons.

Mc.13,33-37 (3/12/2023)

33    Kijk uit! Wees wakker! Bid!
       Want je weet niet wanneer het juiste moment daar is.
34    Het is als met iemand die naar het buitenland gaat:
       Hij verlaat zijn huis
       en geeft aan zijn dienaren volmacht volgens ieders werk
       en aan de deurwachter gebiedt hij
       dat hij waakt.
35    Waak dus!
       Want je weet niet wanneer de heer des huizes komt
       – ’s avonds laat of middernacht,
       bij het hanengekraai of ’s morgensvroeg –
36    zodat hij, als hij plots komt,
       je niet slapende vindt.
37    En wat ik tegen jullie zeg,
       zeg ik tegen allen:
       Waak!

Vandaag begint de Advent, amper drie weken (ja dit jaar is de Advent heel kort) resten ons nog voor Kerstmis. Ook vandaag (net als gisteren) roept Jezus ons op om waakzaam te zijn. Letterlijk betekent ‘Advent’: ‘advenire’ of ‘aankomen’. Er komt dus iets op mij af; ik word door iets aangeraakt en toegesproken. Hopelijk kan en mag deze advent een tijd worden waarin we ons zo grondig laten aanraken en toespreken, dat wij er andere mensen van worden.
Opdat dat zou kunnen gebeuren moeten we leren waakzaam te zijn, ook als de heer het huis verlaat. We moeten leren verdragen dat er een leegte is waarop we vanuit onszelf geen antwoord meer hebben. Ik zou het nog sterker willen zeggen: zo aandachtig en geduldig durven waken tot je ontdekt dat in die leegte, in dat uiteindelijke Niets, Iemand zich aankondigt als de Langverwachte. Dan, op dat moment kan/zal ‘het nieuwe’ geboren worden.