Verbonden Léven

Joh.10,31-42 (31/03/2023)

De Joden raapten weer stenen op om hem te stenigen. Jezus antwoordde hen: “Ik heb jullie vele goede werken getoond, die ik deed vanuit mijn Vader. Om welke van mijn werken wil je mij stenigen?” De Joden antwoordden hem: “Wij stenigen je niet om een goed werk, maar om een godslastering, omdat jij, een mens, jezelf tot God maakt.”
Jezus antwoordde hen: “Staat er niet geschreven in jullie wet: ‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden.’?” [Ps.82,6] Als hij hen tot wie het woord van God gesproken wordt, goden noemt, en de Schrift niet kan ontbonden worden, noemen jullie dan wie de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden, een godslasteraar, omdat ik heb gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God.’? Als ik niet de werken van mijn Vader doe, moet je mij niet vertrouwen, maar als ik ze wel doe, zelfs als je mij niet vertrouwt, vertrouw dan de werken. Dan zul je herkennen en erkennen dat de Vader in mij is en ik in de Vader.”
Opnieuw trachtten ze hem te grijpen, maar hij kon aan hun handen ontkomen. Hij trok weer naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes vroeger doopte, en hij verbleef daar. Velen kwamen naar hem en zeiden: “Johannes heeft weliswaar geen enkel teken gedaan, maar alles wat hij zei over deze man was waar.” En velen gingen daar hun vertrouwen stellen in hem.

“Om welke van mijn goede werken wil je mij stenigen”, vraagt Jezus? Ze beweren dat het hen dáár niet om te doen is, maar Jezus ontmaskert hen. Hij geeft zelf aan dat het niet zo uitmaakt of je nu gelooft dat hij ‘zoon van God’ is of niet. Als je echt de diepte en betekenis van de goede werken zou willen zien, zou dat genoeg zijn. Als zij dat niet doen, tonen zij zich
als mensen die in naam van hun religieus systeem niets willen aanvaarden wat niet uit hun eigen systeem komt! Dát is de ontmaskering hier: Jullie zéggen dat het jullie gaat om een godslastering, maar éigenlijk gaat het om jullie gekrenkte eer omdat je moet vaststellen dat er ook goede werken gebeuren buiten jullie om.
Als Jezus vandaag hier bij ons zou rondlopen, zou hij ongetwijfeld ook veel naar zijn hoofd geslingerd krijgen. Zijn goede werken zouden ongetwijfeld niet door iedereen toegejuicht worden. Door wie wel, door wie niet? Denk niet te vlug dat je het antwoord weet! Durf kijken en vraag je ook eens af aan welke kant jij zelf wil staan: van wie stenen gooit of van wie ze naar het hoofd krijgen?