Verbonden Léven

Psalmen4

Psalm 85

 Kunstwerk als verwerking van de Psalm gemaakt door Elly Mondelaers

Psalm 85

Heer, liefdevol heb Jij je land begenadigd
Je keerde voor jouw mensen alles ten goede
Al onze verwijdering maakte Jij ongedaan,
je woede wendde zich in vurige liefde.

Keer ook nu tot ons terug, God van ons heil;
doorbreek je afkeer van ons.
Zul Je woeden tegen ons tot altijd,
vertoornd zijn de tijden door?

Zul Je ons leven niet terug doen keren,
zodat wij ons verheugen in Jou?
Toon ons, Heer, jouw liefde en trouw.
Jij zult ons redding brengen.

Ik hoor wat Jij ons zegt,
een woord van vrede voor jouw getrouwen.
- Laten wij niet hervallen in verdwaasdheid!
Ja, jouw heil is nabij, komt bij ons wonen.

Liefde en waarheid ontmoeten elkaar,
gerechtigheid en vrede kussen elkaar;
waarheid bloeit op uit de aarde,
gerechtigheid ontfermt zich vanuit de hemel.

Ja, Jij Heer, zult het goede geven:
ons land zal vruchten dragen.
En gerechtigheid gaat voor Jou uit,
bereidt een weg voor jouw komst.

 


(Gezongen door Wouter Deruwe)

 

Psalm 85 - Aanzet

Als je de Psalm een eerste keer snel doorleest, kun je makkelijk wat in verwarring geraken. Ze lijkt nogal heen en weer te slingeren tussen positieve en negatieve gevoelens. Strofe 1 klinkt heel optimistisch en rust- en vertrouwengevend, maar in strofe 2 lijkt de Psalmist alweer midden in het onheil te zitten. En zo gaat het ‘ge-jojo’ nog wat verder.
Verwarrend? Jazeker. Maar is dat ook niet de realiteit van het leven? Wanneer is alles eens helemáál ‘koek en ei’?
Onze Psalm 85 lijkt tot stand te zijn gekomen op een moment dat er wel heil duidelijk werd, maar dat die nog niet helemaal gerealiseerd werd. Daarbij denkt men bv. aan het moment dat koning Ceres van Babylon aan de Joodse ballingen toestemming gaf terug te keren naar Jeruzalem. Dat was uiteraard een moment van grote vreugde. Maar toen ze daar aankwamen, bleek het toch weer niet zo van een leien dakje te lopen. De heropbouw en de herintegratie waren veel moeilijker dan men dacht, en ook de omringende volkeren stonden er niet zo om te springen die ballingen terug te zien komen. (L’histoire se répète …)
Iets algemener verwoord, zodat het ook duidelijk wordt dat die situatie niet alleen geldt in de historische context van toen, maar blééf gelden, en blijft gelden, ook tot op vandaag:
Het verlossende handelen van G-d betekent niet dat de definitieve verlossing op alle domeinen van ons leven (als volk en persoonlijk) al zou zijn gerealiseerd. Het blijft ‘een te gane weg‘ … en dat blijft zo tot in de ‘eschatologie’ (een term die de theologie gebruikt om de ‘uiteindelijke dingen’ aan te duiden, dat wanneer ‘Christus alles in allen zal zijn’, bij ‘de wederkomst van Christus’).
Een andere manier om de ‘verwarring’ wat te verhelderen is onze ondertussen ‘befaamde Psalmtrits’. Heel veel Psalmen vertonen een gelijkaardig soort dynamiek die eigen is aan de Psalmen: In het kort (vroeger schreven we er al meer over):
We herkennen een ‘drietraps-gebeuren’: 1° er is een reële klacht, maar door die naar G-d toe te richten, komt er opening op 2° her-innering aan G-ds grote daden en steun aan de psalmbidder, wat hem brengt bij 3° een dankend vertrouwen nu!
Herken je het in Psalm 85? Het ‘addertje’ zit er hem gewoon in dat het niet bij 1° begint, maar bij 2°! Strofe 1 van Psalm 85 is niet de klacht, maar de her-innering. In strofe 2 begint dan wel de klacht. Strofe 3 wankelt nog wat, maar vanaf strofe 4 wordt het vertrouwen duidelijk. En in strofe 5 & 6 barst er een lyrische verwoording los van wat er gebeurt waar mensen en G-d elkaar vinden en zich naar elkaar toe bewegen.
De kleine woordjes in een Psalm zijn vaak belangrijk. Vroeger wees ik al op het ‘toch’ of ‘maar’. Deze staan hier niet echt. Maar strofe 6 begint met ‘ja’. We zouden er heel makkelijk aan voorbij lezen, maar het staat er niet zomaar. In de grondtekst staat er een op zich ook klein woordje, maar dat een heel sterke bevestiging inhoudt van wat erna wordt genoemd. We zouden het moeten vertalen met zoiets als: jawel, jazeker, zeker en vast … daarmee komen we opnieuw in de heel duidelijk positieve, vertrouwen-gevende sfeer van strofe 1.
En dát is waar de hele Psalm wil over gaan. Natuurlijk zijn er allerlei situaties die vandaag nog niet zijn wat ze zouden kunnen zijn. Natuurlijk is nog lang niet alles van ‘G-ds heil’ gerealiseerd. Maar dat neemt niet weg dat we vandaag al ‘begenadigd’ worden, dat vandaag al G-d ‘alles ten goede keert’!
In de 1ste strofe, en verder ook nog, gaat het voortdurend over dat ‘omkeren’, ‘veranderen’, … en wel over Gód die zelf zich keert naar de mens! Daar rekent de Psalmbidder op. Dáár ligt zijn vertrouwen. Toch realiseert hij zich dat dat niet kan zonder de éigen ‘ommekeer’. Die noodzakelijke bekering van de mens staat meer verborgen te lezen in de strofen 4 en 5. Zonder die wederzijdsheid zou immers dat vreugdefeest van de ontmoeting (v.11) niet kunnen losbarsten!

En ikzelf?
Ik word mee heen en weer geslingerd zoals en met onze Psalm. Nee (helaas ook zo’n ‘belangrijk woordje – hoezeer hoop ik op een ‘ja’ …) ik kan momenteel (nog) niet in dat rustige vertrouwen leven. Daarvoor is het ‘ge-jojo’ momenteel wat te heftig – heftiger dan mijn menselijk gemoed soms aankan.
Wél (weer zo’n belangrijk woordje) wil ik Psalmen bidden – en blijven bidden. Ze her-inneren mij aan de ‘waarheid’ – de goddelijke Waarheid – dat G-d alles ten Go(e)de keert! En dat zal ik blijven doen, tot ik ‘dankend kan vertrouwen’ …

Liefde en Waarheid ontmoeten elkaar …