Verbonden Léven

Mt.4,12-17.23-25 (8/01/2024)

12    Toen Jezus hoorde dat Johannes was overgeleverd,
       week hij uit naar Galilea.
13    Hij verliet Nazaret
       en kwam wonen in Kafarnaüm aan het meer,
       in het gebied van Zebulon en Naftali,
14    opdat vervuld zou worden
       wat door de profeet Jesaja werd gesproken:
15    Land van Zebulon en Naftali,
       aan de weg naar het meer
       en aan de overkant van de Jordaan,
       Galilea van de [niet-Joodse] volken:
16    Het volk dat in duisternis zat,
       heeft een groot licht gezien;
       en voor wie wonen in de schaduw van de dood
       is een licht opgegaan. [Jes.8,23 – 9,1]
17    Van toen af begon Jezus te verkondigen:
       “Keer om/ver-ander,
       want het koningschap der hemelen is dichtbij gekomen.”

23    Jezus trok rond in heel Galilea.
       Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge]
       en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koningschap,
       en hij genas elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
24    Het gerucht over hem ging rond tot in heel Syrië
       en ze brachten bij hem
       allen die het moeilijk hadden,
       door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren,
       die gedemoniseerd of maanziek waren
       en verlamden,
       en hij genas hen.
25    Er volgde hem een hele menigte
       uit Galilea, uit Dekapolis [het hellenistische tienstedengebied]
       uit Jeruzalem, uit Judea en van over de Jordaan.

De ‘voorloper’ wordt geliquideerd. De ‘nakomer’, die zogezegd groter zou zijn, kan al bedenken wat hem te wachten staat. Maar het is blijkbaar nog niet ‘zijn uur’. Hij wijkt uit naar veiliger oorden. Eerst heeft hij nog zijn boodschap te verkondigen.
Hij gaat daarvoor uitdrukkelijk níet terug naar zijn geboortestad. Ook daarvan wist hij dat zij voor zijn boodschap niet open stonden. – Hoezo? Was hij dan toch niet zo’n ‘model-kind’ geweest zoals de ‘vrome plaatjes’ ons over Jezus willen doen denken?
Wie ontvangt hem wél? We horen het niet graag, maar telkens blijken het te zijn: de zieken, zwakken, bezetenen, verlamden, … Er zullen onder die toehoorders uiteraard ook wel niet-zieken en -zwakken geweest zijn, maar die hadden dan blijkbaar toch begrepen dat elke mens kwetsuren in zijn hart meedraagt waarvan hij of zij hoopt geheeld te worden.
Met Kerstdag zeggen wij dat ‘Jezus onder ons komt wonen’. Vindt hij er werkelijk zijn woonplaats, of moet hij wijken? Mag hij er zijn boodschap verkondigen, en mij helen?