Verbonden Léven

Lc.6,36-38 (1/3/2021)

Word mede-lijdend
zoals ook jullie Vader mede-lijdend is.
Oordeel niet
en je zult niet geoordeeld worden.
Veroordeel niet
en je zult niet veroordeeld worden.
Spreek vrij
en je zult vrijgesproken worden.
Geef
en er zal je gegeven worden.
Een goeie maat zullen ze je in de schoot werpen,
geschud, aangestampt en overlopend.
Want met de maat waarmee jullie meten,
zul je ook gemeten worden.

Ken je het fenomeen ‘geef-challenge’? Je wordt er uitgedaagd om elke dag iets weg te geven.
Het mag van alles zijn: cadeautjes, een boek dat je gelezen hebt, dingen die reeds maanden in je kast liggen
en die je toch niet meer gebruikt enz. Mooi toch? Ja! Nochtans gaat het hier niet over die (materiele) orde van geven.
Maar misschien mag het ook tijd, aandacht en leven zijn dat je geeft. En dan wordt het interessant
want dan gaat het niet langer over jezelf, over wat jij teveel hebt. Dan is het de ander die je g(l)even mag bepalen
en laat jij je door de ander bewegen. H/zij mag je tot in het diepst van je zijn (tot in je ingewanden) raken
zodat je gaat mee-lijden en het oordelen en veroordelen achterwegen laat.
Dan wordt de maat van G-ds volmaakte omgang met de mens de toetssteen voor de maat die wij gebruiken in de omgang met de ander: dan zal er gegeven worden een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat! Dus niet een beetje…maar een overvloed!

Lc.9.22-25 (18/2/2021)

Jezus zei tegen zijn leerlingen: “De mensenzoon zal eerst veel moeten lijden
en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen en gedood moeten worden en op de derde dag opgewekt zijn.”
En tegen allen zei hij: “Als iemand van zin is achter mij aan te komen, moet hij volstrekt neen zeggen tegen zichzelf,
elke dag zijn kruis [symbool van de ter dood veroordeelde] opnemen en mij volgen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het redden.
Wat baat het iemand heel de wereld te winnen als hij zichzelf verlies of schaadt?”

Het is nogal wat, wat Jezus in het vooruitzicht stelt!
Zowel aan de lastige kant, als aan de mooie: verworpen worden, lijden, sterven … én opgewekt worden ten leven …
Beide zijn voor hem de ‘logische’ gevolgen van het leven waarvoor hij gekozen werd en kiest.
(Dat is de ‘logica van de liefde’, niet de logica van ‘de wereld’.)
Even ‘logisch’ is dat dit evenzeer geldt voor de leerling als voor de meester – waar zou navolging anders over gaan?
Straffe taal, maar misschien wel inspirerend aan het begin van deze Vastentijd!
Zal ík, in mijn leven, even ‘logisch’ (met de logica van de liefde) verwerping, lijden en dood opnemen?
Én zal ik – éven ‘logisch’ – vertrouwen op het winnen van het Léven?!
De meester staat borg voor de leerling. Ik wérd gekozen tot leerling; zal ik ook kíezen om te volgen?

 

Lc.11,14-23 (11/3/2021)

Eens dreef Jezus een demon uit die stom was. Toen de demon verdreven was,
kon de stomme weer spreken. De omstaanders verwonderden zich daarover.
Sommigen zeiden: “Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen, dat hij demonen kan uitdrijven!”
Anderen – om hem op de proef te stellen – verlangden van hem een teken uit de hemel.
Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden en zei daarom: “Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is,
raakt verwoest; het ene huis valt op het andere. Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is,
hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf.
En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf, door wie drijven jullie zonen ze dan uit?
Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn. Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf,
dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt, dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede.
Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij, overwint hij hem,
ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
Wie niet mét mij is, is tegen mij, en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.

In al hun verwondering blijven ze het ontzettend lastig hebben met die genezende kracht in Jezus. Het verwart hen. Aan de ene kant zien ze dat hij mensen bevrijdt van demonen die hen monddood maken en hen het zwijgen opleggen. Aan de andere kant weigeren ze aan te nemen dat die bevrijdende kracht van G-d komt. En Jezus ziet hun verwarring. Hij spoort hen aan om te leven uit één stuk, in één-voud. Laat je niet verstrooien, in verdeeldheid brengen, door welke demon dan ook. Geef hen geen vrij spel in jou maar richt heel je leven op G-d. Dan zal je niet van jezelf noch van elkaar verwijderd raken.
En weet: Die goddelijke kracht is bedoeld voor iedereen ook voor jou en mij. Het enige wat nodig is, is dat je je laat bevrijden – je laat vrij maken van alle demonen – en dan mét Jezus mee-gaat. Niet als een vroom voornemen maar heel concreet ‘mét Jezus zijn’, daar waar je woont en werkt. Mét Jezus leven tussen de mensen, samen-leven in Verbondenheid.

Lc. 11,29-32 (12/10/2020)

Toen er steeds meer mensen zich rondom hem bijeendrongen, zei Jezus:
“Deze generatie is een slechte generatie. Ze verlangt een teken, maar er zal haar geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet.
Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve, zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie.
Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan samen met deze generatie en zij zal haar veroordelen.
Want zij kwam van de uiteinden van aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen.
Kijk dan toch! Hier is méér dan Salomo!
Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan samen met deze generatie en zij zullen haar veroordelen.
Want zij hebben zich bekeerd door de prediking van Jona.
Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”

Opnieuw horen we vandaag (én de komende dagen) Jezus nogal furieus uit de hoek komen.
We weten ondertussen dat hij dat doet als er aan heel wezenlijke dingen wordt geraakt en hij verdriet heeft om hun onbegrip.
Hier gaat het om een ‘vermogen’ dat mensen wel van hun Schepper gekregen hebben, maar o zo vaak niet gebruiken, ik bedoel: het ZIEN.
O ja, we zien vanalles (ook méér dan goed is – en dat trekt dan wél aan), maar nemen we het ook in ons op?
Verbinden we ons ermee? Niet om het op te slokken voor onszelf, maar om het in zijn eigen-waarde te laten en te laten bloeien?
Jezus verwijt ‘deze generatie’ (helaas is dat een tijdje blijven duren) dat ze wel vanalles zien, maar eigenlijk niets ZIEN,
en dan maar een ‘duidelijk’ teken vragen – en dat terwijl de mensenzoon onder hen rondloopt! Dat op zichzelf was inderdaad niet te zien:
Jezus loopt niet te koop met wie hij in wezen is. Maar aan zijn leven, zijn woorden en daden, is het maar al te wel te ZIEN.
Wie mét Jezus zou gaan (en niet alleen voor hem zijn), zou dat merken.
Kijk dan toch!

Lc.11,29-32 (24/2/2021)

Toen er steeds meer mensen zich rondom hem bijeen drongen, zei Jezus: “Deze generatie is een slechte generatie.
Ze verlangt een teken, maar er zal haar geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet.
Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve, zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie.
Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan samen met deze generatie en zij zal haar veroordelen.
Want zij kwam van de uiteinden van aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen. Kijk dan toch!
Hier is méér dan Salomo! Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan samen met deze generatie en zij zullen haar veroordelen.
Want zij hebben zich bekeerd door de prediking van Jona. Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”

Jezus gebruikt weer stevige taal: “Deze generatie is slecht.” Ze verlangen iets dat hij hen niet kan geven.
Daarbij doet het hem verdriet dat hun ogen naar van alles en nog wat turen maar dat wat er écht toe doet, een teken, dat zien ze niet.
Kijk dan toch!
Het enige teken dat Jezus wil geven, vergelijkt hij met twee Bijbelse figuren: Jona en Salomo.
Jona liet zich meetrekken in een ver-reikend proces van loslaten, anders kijken en je overgeven.
Heb het lef (hart) om je te laten omvormen zoals de bewoners van Nineve.
Salomo liet G-ds onderscheidende wijsheid toe. Laat je overrompelen door de wij(d)sheid en de diepte van G-d en geef je eraan over.
Het is in onze tijd niet anders. Het zíen van waarachtige Godsgezanten vergt nog altijd enig onderscheidingsvermogen
en het niet-zien zal maar verdwijnen, als wij – in ons – plaats maken voor Góds wijsheid. Dán kan het gebeuren dat je plots,
totaal onverwachts tekens ontwaart van een diepere werkelijkheid, een goddelijke tegenwoordigheid.

 

Lc.15,1-3.11-32 (6/3/2021)

Wie echter wél dichterbij kwamen om inderdaad te luisteren, waren allemaal ‘tollenaars en zondaars’ [uitschot in andermans ogen]. De farizeeën en schriftgeleerden morden daarover: “Die daar verwelkomt zondaars en eet met hen!” Daarom vertelde Jezus [drie, hier de derde] gelijkenissen tegen hen:
“Iemand had twee zonen. De jongste zei tegen de vader: “Vader, geef mij het deel van het vermogen dat mij toekomt.” En de vader verdeelde zijn bezit onder hen. Niet veel later zamelde de jongste alles bijeen en trok naar een ver land. Daar vergooide hij zijn vermogen met een reddeloos [asotèr / on-be-vrij-d] leven.
Toen hij nu alles uitgegeven had, kwam er een zware hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden. Hij ging op zoek en klampte zich vast aan een stedeling, die hem naar zijn velden stuurde om varkens te hoeden. Hij wou zelfs zijn buik vullen met de schillen die de varkens aten, maar niemand gaf ze hem. Daar kwam hij tot zichzelf en zei: “Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, terwijl ik hier om kom van de honger?! Ik zal opstaan, naar mijn vader gaan en hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden. Maak mij tot één van je dagloners.” 
En hij stónd op en ging naar zijn vader.
Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem al en raakte ten diepste bewogen. Hij snelde op hem af, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk.
Nu zei de zoon tegen hem: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Breng snel het voornaamste [= mijn] feestgewaad en bekleed hem ermee, geef hem een ring [= familie-zegelring] aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten [= zodat hij als vrij man kan gaan waar hij wil]. Breng het vetgemeste kalf en slacht het. Laten we een feestmaal houden en blij zijn, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!”
En ze begonnen feest te vieren.
Nu was zijn oudste zoon op het veld. Toen hij aankwam en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van zijn knechten/jongens en ondervroeg hem wat dat allemaal was. Die zei nu tegen hem: “Je broer is teruggekomen en je vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” Hij werd woedend en wilde onder geen beding binnenkomen. Daarom kwam de vader naar buiten hem tegemoet en probeerde hem over te halen. Maar hij antwoordde zijn vader: “Kijk! Al zoveel jaren sta ik jou ten dienste en nooit heb ik een gebod van jou overtreden, en aan míj heb je nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren. En nu die zoon van jou, die je vermogen heeft verbrast met hoeren, teruggekomen is, slacht je voor hém het vetgemeste kalf.”
Maar nu zei hij tegen hem: “Mijn kind, jíj bent altijd bij mij, en al wat van mij is, is van jou. Maar er moet feest en blijheid zijn, want die broer van jou was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!””

Een óverbekend (en lang) verhaal – met als bijhorend risico dat we er gewoon overheen lezen. Even aandachtig dus. En om dezelfde reden halen we er maar één ‘detail’ uit.
“Daar vergooide hij zijn vermogen met een reddeloos [asotèr / on-be-vrij-d] leven.” In een oudere vertaling zul je iets lezen als: een heilloos leven; in een hedendaagse: een bandeloos leven.
Is die jongste wel zo ‘band-loos’? Ja, hij verbreekt de banden met zijn vader en zijn herkomst, maar ‘van de weeromstuit’ stort hij zich in zijn goestingetjes en driften. (O zo herkenbaar!) Is dat zo vrij? Nee, eigenlijk is elk leven dat zich verwijdert van de Vader, een on-be-vrij-d leven! Alleen de terugkeer naar een ‘geordend’ leven, waar ik mij als zoon/dochter van een Vader gedraag, zal mij waarachtig vrij maken en ‘redden’.
De jongste heeft het tot zijn scha en schande ingezien. “Dáár (= tussen de varkens, zijn driften) kwam hij tot (het diepste van) zichzelf.” Én hij had de moed om de beweging terug te maken – waar de Vader hem al opwacht.
En de oudste? Die moest blijkbaar iets anders leren. “Mijn kind, jíj bent altijd bij mij!” … Hij wás be-vrij-d … maar hij wist het niet …