Verbonden Léven

Joh.4,43-54 (20/03/2023)

Na die twee dagen vertrok hij vandaar [na de arrestatie van Johannes de doper, trok hij weg uit Judea, met een oponthoud in Samaria] en ging naar Galilea, hoewel hij zelf had betuigd dat een profeet niet wordt geëerd in zijn eigen geboortestreek. [Mc.6,4] Toen hij aankwam in Galilea werd hij er toch verwelkomd, want ze hadden alles gezien wat hij in Jeruzalem op het [Paas]feest had gedaan – ook zij waren op het feest. Jezus kwam dus weer in Kana van Galilea, waar hij het water tot wijn had gemaakt.
Er was een koninklijke beambte, wiens zoon ziek lag in Kafarnaüm. Toen hij hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar hem toe [Kafarnaüm – Kana = ca. 26km] en vroeg hem met aandrang naar zijn huis te komen om zijn zoon te genezen die stervende was. Jezus zei tegen hem: “Jullie geloven alleen maar als jullie tekenen en wonderen zien!” Maar de hofbeambte drong aan: “Heer, kom toch, voor mijn kindje sterft!” “Ga maar, zei Jezus, je zoon leeft.” En de man vertrouwde het woord van Jezus en ging naar huis.
Terwijl hij nog onderweg was, kwamen knechten van hem tegemoet en verkondigden: “Je kind leeft!” Hij vroeg hen onmiddellijk naar het uur waarop de beterschap begon. Ze zeiden: “Gisteren, op het zevende uur [= 1 u ’s middags] werd hij vrij van de koorts.” Nu (h)erkende de vader: “Dat is het uur waarop Jezus zei: Je zoon leeft.” En hijzelf en zijn hele huis kwamen tot vertrouwen.
Dit was het tweede teken dat Jezus daar weer deed, toen hij van Judea naar Galilea kwam.

Veel details voor één ‘simpel’ gebeuren. Het zou ons te ver voeren op elk ervan in te gaan, want ze zijn allemaal door de evangelist raak geplaatst. Hier eentje. Over de rest kun je zelf mediteren – en verrast zijn wat dat aan betekenis kan opleveren!
Kana was het dorp waar Jezus zijn ‘openbaar leven’ begon door zijn wonder op het bruiloftsfeest. Ondertussen is hij beroemd, is naar Jeruzalem getrokken én heeft daar forse tegenwind gekregen. Als hij nu opnieuw in Kana komt, in welke richting zullen ze dan met hem meegaan? Met zijn roem? Of met zijn ondergang? Voor Jezus gaat zijn boodschap niet over ‘tekenen en wonderen’, maar om vertrouwen. Hij leek er een beetje van uit te gaan dat hij er niet verwelkomd zou worden en dat ze het ‘alleen voor de wonderen’ deden, maar het draait anders uit. Het simpele aandringen van de man overtuigt Jezus van zijn oprecht vertrouwen in hem – en dat zet Jezus in zijn kracht om de jongen te genezen.
We kunnen hier dus kijken naar de houding van die beambte, maar het gaat ook over de houding van Jezus: Denk niet te automatisch dat mensen voor of tegen je zijn, maar luister naar hun oprecht verlangen.

Joh.6,52-59 (6/05/2022)

De Joden raakten onder elkaar in heftige discussie: Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?
Jezus zei hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten en zijn bloed niet drinken, hebben jullie geen leven in jullie. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, heeft het volle leven en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag. Want mijn vlees is waarachtig voedsel en mijn bloed waarachtige drank. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, verblijft in mij en ik in hem. Zoals de levende Vader mij gezonden heeft en ik leef door de Vader, zo zal ook wie mij herkauwt leven door mij.
Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals met het manna dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn. Wie dít brood herkauwt, zal leven in volheid.”
Hij zei deze dingen toen hij onderricht gaf in de plaats van samenkomst [synagoge] in Kafarnaüm.

Geef toe, Jezus spreekt hier erg tegen de borst stotende taal! Nog maar logisch dat ‘de Joden’ er tegenin gingen. Als wij echt goed naar deze woorden zouden luisteren en ze niet zomaar aan ons laten passeren als ‘ja, dat kennen we al’, zouden wij net zo reageren.
De knoop ligt gebonden in het feit dat ‘de Joden’ Jezus’ woorden letterlijk opvatten, terwijl hij ze spreekt in de geest – zeg maar Geest – van de Schrift (wat wij het ‘Oude Testament’ noemen).
Wij kunnen makkelijk verrast zijn van de ‘lijfelijkheid’ van Schriftteksten. Dat is omdat de Bijbel de mens niet opdeelt in ‘domeinen’ (zoals geest en lichaam), zoals wij dat in het spoor van het Griekse denken wél gewoon zijn te doen. Voor de Bijbel bestaat er maar één mens, die tegelijk in al z’n aspecten handelt, voelt, leeft, … én zich op G-d richt.
Het ‘herkauwen van Jezus’ vlees’ gaat er dus om dat wij ons hem eigen maken, dat wij hem willen ‘interioriseren’ – om het modern te zeggen, dat hij ín ons mag gaan leven, met al wie hij is en met al wie wij zijn.
Bijbelse mensen weten dat dit geen doodskwestie is, maar net een levenszaak. Dat hadden ‘de Joden’ kunnen weten, maar ze waren toen al te vergriekst en te verstart …

Joh. 15,9-11 (11/05/2023)

9      Zoals de Vader mij daad-werkelijk heeft liefgehad,
       zo heb ik ook jullie daad-werkelijk liefgehad.
       Verblijf in mijn liefde.
10    Als je mijn Wijzingen be-waart [= behouden door waar te maken],
       zul je in mijn liefde verblijven,
       zoals ik ook de Wijzingen van mijn Vader heb be-waard
       en in zijn liefde verblijf.
11     Ik heb deze dingen tegen jullie gezegd
       opdat mijn vreugde in jullie zou verblijven
       en jullie vreugde vol zou worden!

Jezus zegt ons vandaag uitdrukkelijk waarom – of preciezer: waartoe – hij ons dit allemaal zegt. Hij hoopt, verlangt vurig én bewerkt dat wij ‘vol vreugde’ zouden worden! Dat klinkt mooi, maar als we dat even aftoetsen aan hoe wij als christen er vandaag feitelijk bij lopen … Wat zou Jezus daar dan van denken?
Natuurlijk gaat Jezus’ vreugde niet over een frivool ‘happy-clappy’-leventje. Het gaat om een innige vreugde van verbondenheid met G-d en mens. Hoezeer die verbondenheid zich echter ook afspeelt in het diepe mysterie van mijn wezen, toch is het geen ‘onderonsje’ die alléén in mijn binnenste gebeurt. Waarachtige vreugde omwille van de verbondenheid, zal altijd uitstralen en daad-werkelijk worden. Liefde die alleen beleden wordt, is nog geen liefde!
Net zoals de verbindende liefde tussen ‘de Vader en de Zoon’ daad-werkelijk is geworden in de menswording van Jezus, zo kan ook de verbindende liefde tussen Jezus en ons daad-werkelijk worden in ons concrete leven van elke dag. – en dát zal volle vreugde zijn!

 Joh. 6,35-40 (26/04/2023)

35     En Jezus zei: 
       “Ik ben het brood ten leven.
       Wie naar mij toe komt, zal geen honger meer hebben,
       en wie in mij vertrouwt, zal nooit meer dorst hebben.”
36     “Maar ik heb je al gezegd
       dat jullie niet vertrouwen,
       ook al hebben jullie mij gezien.
37     Al wie de Vader mij geeft, zal naar mij toe komen,
       en wie naar mij toe komt, zal ik onder geen beding verwerpen.
38     Want ik ben van de hemel neergedaald,
       niet om mijn eigen wil te doen,
       maar de wil van wie mij gezonden heeft.
39     En dit is de wil van wie mij gezonden heeft:
       dat ik van allen die hij mij gegeven heeft
       niemand verloren laat gaan,
       maar hen doe opstaan op de ultieme dag.
40     En dit is de wil van wie mij gezonden heeft:
       dat ieder die de Zoon ziet en in hem vertrouwt,
       het volle leven heeft
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.”

Jezus gaat verder met zijn ‘broodrede’ – of laat ons eerlijk zijn: De historische Jezus vertelde wellicht liever verhaaltjes om zijn boodschap te brengen. Het is de evangelist Johannes die die boodschap in redes giet, maar niet zonder daar eerst lang over nagedacht te hebben én het beleefd te hebben! Toch de moeite waard dus om te beluisteren én te (proberen te) doorgronden.
Dat het brood dat Jezus wil geven niet om materieel brood gaat, is hier zeer duidelijk. Het ‘brood’ staat voor Léven in kracht, volheid en diepte. Ik schrijf níet: lengte, ook al lijkt er zoiets te staan aan het eind van deze perikope. Ook ‘de opstanding op de ultieme dag’ is voor Jezus niet in de eerste plaats een ‘tijdskwestie’, maar een ‘kwaliteitskwestie’!
Wie leeft in het vertrouwen dat Jézus het brood is, die leeft voluit – en dus mee met de opstanding van Jezus zelf! Ook Jezus’ opstanding is niet alleen een kwestie van ‘later’. Zijn opstanding gebeurt net ook nú, in elke mens die hem als ‘brood’ in zijn/haar leven wil toelaten en zijn werk laten doen.

Joh. 8,31-42 (29/03/2023)

Toen zei Jezus tegen de Joden die in hem hun vertrouwen gingen stellen: “Als jullie verblijven in mijn woord, zijn jullie waarachtig leerling van mij en zul je waarachtig kennen. En waarachtigheid zal je vrij maken.”
Ze antwoordden hem: “Wij zijn nakomelingen van Abraham en nooit iemands onderhorige geweest. [wbt geloof] Hoe kun je dan zeggen dat we vrij zullen worden?” Jezus antwoordde hun: “Amen, amen, ik zeg jullie: Ieder die zonde doet [zich verwijdert van God en mens], is een slaaf van de zonde. De slaaf blijft niet voor altijd in het huis; de zoon blijft voor altijd. Als dus de zoon jullie heeft vrijgemaakt, dan pas zul je werkelijk vrij zijn. Ik weet dat jullie nakomelingen van Abraham zijn. En toch tracht je mij te doden omdat mijn woord geen ruimte vindt in jullie. Ik spreek uit wat ik heb gezien bij mijn Vader; zo doen ook jullie wat je gezien hebt bij jullie vaders.”
Ze antwoordden hem: “Onze vader is Abraham!” Maar Jezus zei hun: “Als je kinderen van Abraham bent, doe dan de werken die Abraham deed. Maar jullie trachten mij te doden – mij, een mens die tegen jullie waarheid spreekt, die ik van God heb gehoord – zoiets doet Abraham niet. Jullie doen de werken van jullie vaders.”
Nu zeiden ze hem: “Wij zijn geen bastaardkinderen! Wij hebben één Vader: God!” Jezus zei daarop tegen hen: “Als God jullie Vader was, zou je mij daad-werkelijk liefhebben. Ik ben immers van God uitgegaan, toen ik kwam. Ik ben niet uit eigen naam gekomen, maar hij heeft mij gezonden.”

‘Verblijven in mijn woord’. Het is een wat vreemde uitdrukking. Meestal horen we de vertaling ‘blijven’, waardoor het accent wat komt te liggen op onze eigen standvastigheid. Mooier zou zijn te vertalen: ‘wonen in zijn woord’. Dan horen/proeven we dat we te gast mogen zijn in een stevige, standvastige woning – en dat ons dat go(e)d zal doen.
Consequenties heeft dat ‘wonen in zijn woord’ wel. Het is geen knus ‘cocoonen’ elk voor zich. In dit ‘huis’ is waarachtigheid en deze waarachtigheid zal je vrij maken, zegt Jezus. Je ogen zullen er opengaan en zien dat de waarheid is dat je er niet alleen bent en dat allen kinderen van dezelfde vader zijn – dus jouw broers en zussen!
Vrij word je, als je niet wegkijkt van deze waarheid en de ander leert zien als mede-bewoner van hetzelfde huis, hun die plaats gunt en zo ruimte van leven biedt – een ‘wonen in het woord’.

 

Joh. 6,1-15 (21/04/2023)

1    Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer,
     dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer].
2       Een grote menigte trok met hem mee,
     omdat zij telkens de tekens zagen
     die hij aan de zieken deed.
3      Jezus ging de berg op
     en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte].
4    Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
5     Toen Jezus opkeek,
     zag hij de grote menigte die naar hem toekwam.
     Hij zei tegen Filippus:
     “Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?”
6       Dit vroeg hij om hem te toetsen;
     zelf wist hij wat hij zou doen.
7       Filippus antwoordde:
     “Zelfs voor tweehonderd daglonen brood
     zal niet genoeg zijn
     om elk een klein beetje te geven!”
8       Een andere leerling,
     Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem:
9       “Er is hier wel een jongetje
     die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft.
     Maar wat is dat voor zovelen?”
10     Maar Jezus zei:
     “Laat de mensen zich neervlijen
     – er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras
     [het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten].
     Men vlijde zich dus neer
     – het aantal mannen was ongeveer vijfduizend
     [‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel].
11    Jezus nam nu de broden
     en na gedankt te hebben [eucharistein]
     verdeelde hij ze aan de leerlingen,
     en de leerlingen aan de gezetenen.
     Zo gebeurde ook met de vissen,
     zoveel ze wilden.
12     Toen ze vervuld waren,
     zei hij tegen zijn leerlingen:
     “Verzamel de overvloedige stukken,
     opdat niets verloren gaat!”
13     Zij verzamelden ze dus
     en vulden twaalf korven met stukken
     van de vijf armemensenbroodjes
     die men had gegeten.
14    De mensen die gezien hadden
     welk teken Jezus had gedaan, zeiden:
     “Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!”
15     Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren
     om hem te komen halen om hem tot koning te maken,
     trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.

Het lijkt wel of Jezus even bij zijn leerlingen wil aftoetsen of ze zijn onderricht wel écht begrepen hebben. Zouden ze weten wat hen te doen staat als mensen naar hen toekomen met de vraag naar voedsel?
Filippus denkt financieel. Onmiddellijk maakt hij een rekensommetje en komt tot de vaststelling dat het niet kan. Er is niet voldoende geld voor zo’n grote menigte en daarmee is de zaak voor hem afgehandeld als onmogelijk.
Andreas is eerder sociaal aangelegd. Hij kijkt rond en ziet hier en daar een mogelijkheid oplichten, maar ook hij weet niet hoe hij moet omgaan met dit aanbod zodat het voldoende zou kunnen worden voor zo’n grote menigte.
Zelfs wanneer het onderricht – vertrouw aan G-d toe wat er voorhanden is, dank hem voor wat er in de groep aanwezig is en er zál voldoende zijn voor iedereen om van te leven – concreet handen en voeten krijgt, lijkt het nog verkeerd begrepen te worden, want ze willen hem tot koning uitroepen.
Dan is het enige wat Jezus nog kan doen: zich terugtrekken om te bidden en het aan G-d toevertrouwen.