Verbonden Léven

Joh.20,1.11-18 (22/7/2021)

Op de eerste dag na de sabbat kwam Maria van Magdala vroeg – het was nog donker – naar het graf en zag dat de steen van het graf was weggenomen.
Ze bleef wenend bij het graf blijven staan. Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe en aanschouwde twee boodschappers [angeloi] die daar zaten in het wit, één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde, daar waar het lichaam van Jezus had gelegen.
Ze zeiden tegen haar: “Vrouw, waarom ween je?” Ze antwoordde hen: “Omdat ze mijn heer hebben weggenomen en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.”
Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf] en aanschouwde Jezus die daar stond, zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei haar: “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?” Menend dat het de tuinman was, zei ze “Heer, als jij hem weggedragen hebt, zeg me waar je hem hebt neergelegd, zodat ik hem kan halen.”
Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.” Zij keerde om en zei: “Rabboeni!” – wat wil zeggen: mijn meester. Jezus zei haar: “Hou mij niet vast, want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader. Maar ga naar mijn broers en zeg hen: Ik ga op naar mijn en jullie Vader, naar mijn en jullie God.”
Maria van Magdala ging naar de leerlingen en berichtte hen dat zij de Heer had gezien en dat hij dit tegen haar had gezegd.

Maria Magdalena is een vrouw die zich niet laat tegenhouden door de gedragscodes uit haar tijd. Het enige wat voor haar telt, is de liefde voor Jezus, waardoor ze zich gedragen voelt. De ontmoeting met Jezus moet het leven van Maria Magdalena behoorlijk dooreengeschud hebben. Ze laat haar vroegere leven en alles wat voor haar ooit een rol gespeeld heeft los. Van dan af verbindt ze haar leven met dat van Jezus en volgt Hem doorheen Galilea tot aan het kruis. Daar staat ze dan samen met een paar andere vrouwen terwijl er, behalve Johannes, geen enkele andere leerling te bekennen is. Niets houdt haar tegen. Zij is ook de eerste bij het graf en de eerste aan wie Jezus verschijnt. Vanuit haar diepe relatie met Jezus putte ze de kracht om er te staan en te doen wat ze dacht dat ze moest doen.
Ongetwijfeld heeft ze ook een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van de eerste huiskerken. Het was een kerk met de klemtoon op een barmhartige God, die er op de eerste plaats was voor de kwetsbaren en de zwakken en waar de vrouw een evenwaardige plaats naast de man had, zoals bleek uit Jezus’ manier van omgaan met vrouwen.