Verbonden Léven

Joh.14,21-26  (11/05/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Wie mijn geboden onderhoudt die hij heeft ontvangen, hij is het die mij liefheeft.
En wie mij liefheeft zal door mijn Vader bemind worden; ook ik zal hem beminnen en zal mij aan hem openbaren.'
Judas - niet Iskariot - zei tot hem: 'Heer, hoe komt het dat gij uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?'
Jezus gaf hem ten antwoord: 'Als iemand mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben
en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie mij niet liefheeft onderhoudt mijn woorden niet;
het woord dat gij hoort is niet van mij maar van de Vader die mij gezonden heeft. Dit zeg ik u terwijl ik nog bij u ben,
maar de helper, de heilige Geest die de Vader in mijn naam zal zenden, hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat ik u gezegd heb.'

De evangelist Johannes hamert vandaag op een principe dat eigenlijk oer-Joods is, terwijl hij toch schrijft al zo’n kleine honderd jaar na Jezus.
Blijkbaar is het principe even goed oer-Christelijk. Het gaat om de innige en niet te verbreken band tussen de liefde tot God en het onderhouden van de geboden.
Wie alleen maar zijn liefde tot God uitdrukt in mooie woorden, zonder daar concrete daden aan te koppelen, noemt Johannes in zijn brieven zelfs een leugenaar!
Die onverbreekbare band tussen de liefde en de geboden is er, omdat ze beide slechts één en dezelfde oorsprong hebben:
namelijk God zelf, wiens ‘woord’ ook nooit zomaar een vrijblijvend woord is, maar telkens een krachtig scheppingswoord:
Zijn liefde brengt alles tot bestaan; “Hij spreekt en het is!”.
Als wij díe liefde dan zo in ons scheppend werkzaam laten zijn, dan kan het niet anders dan dat onze wederwoorden van liefde tot Hem ook overvloeien in wederdaden van liefde.
En de geboden zijn daar een betrouwbare en concrete leidraad voor.