Verbonden Léven

Mt.18,15-20 (06/09/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Wanneer jouw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht.
Luistert hij naar je, dan heb jij jouw broeder gewonnen.
Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen.
Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de Kerk. Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar.
Voorwaar, Ik zeg je: wat jij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat jij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Eveneens zeg ik je: wanneer twee van jullie eensgezind op aarde iets vragen ‑ het moge zijn van het wil ‑ zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is.
Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.'

De traditie is dit gaan noemen: ‘de broederlijke vermaning’ (kan ook zusterlijk natuurlijk).
En eigenlijk is het een heel wijs iets. Zo wijs dat we het niet zo vaak doen!
Laten we het maar grif toegeven: in veel gevallen hebben wij over iemands ‘zonde’ (breed te begrijpen) eerder met ánderen gepraat dan met de persoon in kwestie.
Of – in een slechts iets beter geval – we zeggen gewoon niets; we zwijgen maar ‘om de lieve vrede’. Maar in geen van beide gevallen is de persoon daarmee gebaat!
Échte liefde voor iemand – de liefde die Christenen voor hun medemens proberen op te brengen, in naam van G-d – vraagt soms ook de taaie moed te durven spreken,
ook (of wellicht dus júist) als dat delicaat en moeilijk ligt!
We hebben een grotere verantwoordelijkheid tegenover elkaar dan we graag willen toegeven. Ik kan de weg van een ander niet zelf gaan,
maar het kan wel mijn verantwoordelijkheid zijn de ander daarop te wijzen. Mijn verantwoordelijkheid is het de hemel met de aarde te verbinden;
mijn verantwoordelijkheid is het eensgezindheid te bewerken, alvast onder twee of drie …