Verbonden Léven

Lc.10,25-37 (9/10/2023)

25    Toen stond er een zekere wetgeleerde op
       en vroeg Jezus, om hem uit te testen:
       “Meester, wat moet ik doen
       om deel te krijgen aan het eeuwig leven?”
26    Jezus antwoordde hem:
       “In de wet, wat staat daar geschreven?
       Hoe lees jij dat?”
27    Hij antwoordde nu en zei:
       “Je zult de heer, je God, daadwerkelijk liefhebben,
       uit heel je hart en heel je wezen,
       uit heel je kracht en heel je verstand,
       en je naaste [de mensen rondom je] zoals jezelf.” [Deut.6,5; Lev.19,18]
28    Jezus zei:
       “Terecht heb je dit geantwoord.
       Doe dit en je zult leven.”
29    De wetgeleerde wilde echter zijn vraag verduidelijken
       en vroeg Jezus daarom nog:
       “Wie is ‘mijn naaste’?”
       [“Wie is er vervat in ‘de mensen rondom mij’?”]
30    Toen vertelde Jezus het volgende:
       Op zekere dag ging iemand van Jeruzalem naar Jericho.
       Onderweg werd hij door rovers overvallen.
       Ze schudden hem uit en sloegen hem
       en lieten hem halfdood achter.
31    Toevallig kwam nu ook een priester op dezelfde weg.
       Toen hij de man in de gaten kreeg,
       ging hij hem aan de andere kant van de weg voorbij.
32    Ook kwam er een tempelbedienaar langs.
       Hij ging kijken,
       maar ging hem ook aan de andere kant van de weg voorbij.
33    Nu kwam er een Samaritaan [vreemdeling] op reis bij die plek.
       Hij zag de man en raakte diep bewogen.
34    Hij kwam tot bij hem,
       verbond zijn wonden en goot er olie en wijn over.
       Dan tilde hij hem op zijn eigen rijdier,
       bracht hem naar een herberg
       en zorgde voor hem.
35    ’s Anderendaags gaf hij twee daglonen aan de herbergier
       en zei hem:
       “Verzorg hem, en als je meer moet besteden:
       ikzelf zal het je bij mijn terugkomst betalen.”
36    Wat denk je:
       Wie van deze drie is de naaste geworden
       [Wie van deze drie heeft gestaan rondom …]
       van de man die in de handen van de rovers viel?”
37    De wetgeleerde antwoordde:
       “Degene die hem barmhartigheid heeft gedaan.”
       Jezus zei nu tegen hem:
       “Ga, en jij, doe evenzo!”

Over ‘barmhartigheid’ zijn boekenplanken vol geschreven. Het stukje Evangelie van vandaag wil geen nieuwe visie op barmhartigheid toevoegen, maar wel uitdagen om het woord daad-werkelijk te beleven. Barmhartigheid doen maakt je immers tot even-mens, tot naaste.
Ons woord barmhartigheid is een vertaling van het Latijnse misericordia en betekent: een hart voor de armen hebben of een hart voor het arme en verweesde, voor het ellendige en zwakke in mij en in de ander. Barmhartigheid is een levenshouding die gekenmerkt wordt door het drieluik: ‘zien, bewogen worden en in beweging komen’ (in die volgorde). Het begint met zien - zien wie de ander is, er aandacht voor hebben en je voor die ander openstellen. Vervolgens moet je jezelf laten raken, de ander binnenlaten in je hart. De ander merkt er écht iets van als je ten slotte in beweging komt en deze wellicht vreemde ander, tot je naaste maakt. Het is dus nooit alleen een soft gedachtegoed, maar het is een actief woord dat vraagt om gedaan te worden.