Verbonden Léven

Joh.13,21-33.36-38 (30/3/2021)

Toen Jezus dit zei, raakte zijn innerlijk sterk beroerd en hij getuigde: “Amen, amen, ik zeg jullie: Eén van jullie zal mij uitleveren.”
De leerlingen keken naar elkaar in vertwijfeling over wie hij dit zei. Eén van zijn leerlingen – de leerling die Jezus liefhad – lag aan zijn borstzijde. Simon Petrus wenkte hem om hem te vragen wie het was over wie hij dit zei. Hij leunde dus tegen Jezus’ borst en vroeg: “Heer, wie is het?” Jezus antwoordde: “Het is degene aan wie ik het stuk brood zal geven dat ik zal indopen.” En hij doopte het stuk brood in en gaf het aan Simon van Keriot. En na dit stuk brood ging de tegenstander [satan] in hem.
Jezus zei: “Wat je te doen hebt, doe dat snel.” Niemand van de aanliggenden begreep wat hij zei. Sommigen dachten dat Jezus hem opdroeg te kopen wat nodig was voor het feest of dat hij iets aan de armen moest geven, omdat Judas de geldbeurs had.
Nadat hij het stuk brood tot zich had genomen, ging hij onmiddellijk weg.
Het was nacht.
Toen hij was weggegaan, zei Jezus: “Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht, en in hem de grootheid van God. Als Gods grootheid in hem aan het licht komt, zal God ook hem in die grootheid laten delen, en wel onmiddellijk. Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie. Je zult mij zoeken, maar zoals ik al zei tegen de Joden ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’, zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
Ik geef jullie een nieuw gebod: Heb elkaar daad-werkelijk lief. Als [= zoals + omdat] ik jullie heb liefgehad, heb ook elkaar lief. Hieraan zullen allen herkennen dat je mijn leerling bent: als je elkaar daad-werkelijk liefhebt.”
Simon Petrus vroeg hem: “Heer, waar ga je heen?” Jezus antwoordde hem: “Waar ik heen ga, kun je mij nu niet volgen. Later zul je mij volgen.” Petrus zei opnieuw: “Heer, waarom kan ik je nu niet volgen? Mijn leven wil ik voor je geven!” Jezus antwoordde: “Jij wil je leven voor mij geven? Amen, amen, ik zeg je: Nog voor een haan kraait, zul je mij driemaal verloochend hebben.”

Opnieuw zitten ze samen aan tafel, vrienden onder elkaar. En Jezus weet dat twee van hen op het punt staan hem te laten vallen. Hij kent immers zijn pappenheimers door en door. Hij kent hun kracht en hun zwakte, hun begeestering en hun aarzeling.
Johannes die geniet van zijn liefde (Er staat wel degelijk dat het Jezus is die van hem houdt en niet omgekeerd).
Judas die in bezit genomen wordt door de tegenstander en ondertussen wanhopig worstelt met alle verwachtingen die door zijn hoofd spelen.
Petrus die vastberaden aankondigt dat hij zijn leven wil geven voor Jezus en hem reeds bij het opgaan van de zon verloochent.
Jij en ik …
Voor dat allegaartje (ja ook voor ons) staat hij op het punt zijn leven te geven … uit Liefde. Zijn liefde houdt niet op als het lastig wordt, ze stelt geen voorwaarden. Het is een liefde die het kwaad omarmt, insluit. Een liefde waar wij mensen alleen maar van kunnen dromen omdat ze zoveel verder en dieper reikt dan wat wij voor mogelijk houden.
Die Liefde biedt hij ons aan, in het vertrouwen dat wij ze, stap voor stap, laten verankeren. En misschien durven we ze ooit daadwerkelijk ten volle te Léven.

 

Joh.14,1-6 (30/4/2021)

“Laat je hart niet verontrust raken. Jullie vertrouwen in God, vertrouw ook in mij. In het huis van mijn Vader zijn er veel verblijfplaatsen. Als dat niet zo was, zou ik het jullie gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden. En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid, kom ik terug en neem jullie op bij mij, zodat jullie ook zijn waar ik ben. Waar ik heenga en de weg erheen, kennen jullie.
Tomas zei: “Heer, wij weten níet waar je heengaat, hoe kunnen we dan de weg kennen?”
Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.”

Jezus zegt zijn leerlingen toe dat “er in het huis van zijn Vader veel verblijfplaatsen zijn”. Een beetje kort door de bocht wordt dat meestal begrepen als: er is veel plaats in de hemel – waarmee men dan vooral bedoelt: in een leven na de dood.
Het kan zoiets óók betekenen, maar m.i. is er met dat woord ‘verblijfplaatsen’ meer aan de hand! Het doet mij denken aan een andere klassieker: Vraag: Waar is God? Antwoord: God is overal: In de hemel, op aarde en op alle plaatsen.
G-d ‘verblijft’ op vele plaatsen! M.a.w. we kunnen hem op vele plaatsen vinden! En als Jezus dat moet benadrukken, dan is dat wellicht omdat wij, mensen, die ‘vele plaatsen’ vaak nog veel te beperkt begrijpen. Op de vraag ‘waar vind jij G-d?’, zul je wellicht zoiets antwoorden als: in mijn bidhoekje, de natuur, een diep gesprek, een sprekend kruisbeeld, … (vul verder aan). Maar misschien toont Jezus ons wel dat hij óók te vinden is in de krant op ons salontafeltje, de babbel over het weer met mijn buur, die mens die kwaad over mij spreekt, iemand in verstikkend verdriet, de teddybeer in de arm van een kind, een verwelkende bloem, … (vul óók verder aan: open je ogen, je hart, en laat je meenemen op die Weg naar Waarheid en Léven!)

 

Joh.14,6-14  (1/5/2021)

“Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.
Als je mij zou leren kennen, zou je ook mijn Vader leren kennen. Vanaf nu ken je hem; je hebt hem gezien!”
Filippus zei: “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
Jezus antwoordde hem: “Je bent nu al zo lang bij mij en je heb hem niet leren kennen, Filippus? Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?! Geloof je niet dat ik in de Vader ben en de Vader in mij is? De woorden die ik tegen jullie spreek, spreek ik niet uit mezelf. Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet. Geloof mij dat ik in de Vader ben en de Vader in mij – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
Amen, amen, ik zeg jullie: Wie vertrouwt in mij zal de werken die ik doe, ook doen – en nog grotere dan deze, omdat ik naar mijn Vader ga.
Wat je ook zult vragen in mijn naam, ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden. Als je dus iets vraagt in mijn naam, ik, ik zal het doen!”

‘Geloven’ gaat éigenlijk over ‘G-d leren kennen’. Het woord ‘leren’ duidt aan dat het wel even duurt – een leven lang. Het is veeleer de levenshouding van een groeiproces dan een statische toestand. Ook het ‘kennen’ is dus geen massief blok ‘wetenschappelijke kennis’, maar een dynamisch iets zoals je ‘iemand leert kennen’, of nog juister zoals een jongen en een meisje ‘met elkaar in kennis zijn’ (wetenschappelijke ‘feiten’ hebben hier niet veel te bieden, terwijl liefde wél een feit is).
Op díe weg wil Jezus ons meenemen. Hij ís een weg naar G-d, naar ‘waarheid’, naar ‘kennis’ over het leven!
Dit soort taal kan vaag lijken – waarmee sommigen al rap zeggen dat het over niets gaat. Maar mysterievolheid is niet hetzelfde als vaagheid. Alleen kun je er niet op afstormen met ‘wetenschappelijke duidelijkheid’. Je kunt het alleen behoedzaam – schroomvol – benaderen langs de (tragere) weg van het groeiproces. Elke dag een lepeltje voedsel langs verbondenleven (mag ook langs een andere weg 😊) én dat vertalen in ‘grotere werken’ (dat zijn niet noodzakelijk ‘grote’ werken, maar wel zaken waarin ik me boven mezelf uittil, dankzij Jezus’ weg en waarheid) leert ons ‘gaandeweg’ G-d kennen …

Joh.14,21-26 (3/5/2021) 

Wie mijn wijzingen be-waar-t [= vasthouden door waar te maken], die is het die mij daad-werkelijk liefheeft. En wie mij daad-werkelijk liefheeft, hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben. En ik zal hem daad-werkelijk liehebben en mijzelf aan hem openbaren.
Judas, niet die van Keriot, vroeg hem: “Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?”
Jezus antwoordde hem: “Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord be-waren en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken. Wie mij niet liefheeft, maakt mijn woorden niet waar. En het woord dat je hoort, is niet míjn woord, maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd terwijl ik bij jullie verbleef. Later zal de medestander, de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam, jullie alles leren en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.

Dat de klassieke tweedeling actief-contemplatief geenszins als een tegenstelling mag begrepen worden, wordt in deze aanwijzingen van Jezus voor zijn leerlingen heel duidelijk.
De meest innige verbondenheid die iemand met G-d kan hebben, gaat over een liefde die daad-werkelijk is. Niet voor niets staat het woord zo nadrukkelijk geschreven. Geen vroom gezweef, maar een dynamische, uitstromende liefde. Ruusbroec zei: doorstromende liefde: G-ds liefde ontvangen en door je heen laten stromen tot bij de ander. Jezus was ‘een suver conduut’, de puurste ‘doorstroming’ van de goddelijke liefde naar de mensen – en zijn wijzing (‘gebod’ klinkt eigenlijk teveel als een ‘moeten’, terwijl het een liefdesuitnodiging is) aan zijn leerlingen is dezelfde weg op te gaan.
Hetzelfde geldt voor het ‘bewaren van zijn woord’. Dat kan nogal ‘conservatief’/passief klinken. Maar het woord ‘bewaren’ zelf draagt veel meer in zich: Je behoudt het niet door het alleen maar te bemediteren! Alleen wie het waar máákt, behoudt het.
Zó, in de daad-werkelijke liefde en het be-waren van het woord, verblijft G-d ín ons!

 

Joh.14,27-31a (4/5/2021)

Vrede laat ik jullie na. Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft.
Ik geef haar jullie, laat je hart dus niet verontrust raken en wees niet bang!
Je heb gehoord dat ik jullie zei: Ik ga heen en kom naar jullie terug. Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben, zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan ik. En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.
Veel zal ik met jullie niet meer kunnen bespreken, want de heerser van deze wereld komt. Hij heeft geen macht over mij, maar zo zal de wereld leren kennen dat ik de Vader liefheb en handel zoals de Vader mij gewezen heeft.

Jezus geeft ons vrede! Er staat niet: ‘zal’ … of ‘zou’ …, neen, het staat er in de bevestigende zin: Hij gééft het. Punt uit. Dus zou het vervolg even bevestigend mogen zijn: “Laat je hart dus niet verontrust worden en wees niet bang!”
Als we toch soms verontrust of bang zijn (wat we als mens natuurlijk doen), dan is het omdat we ons nog teveel laten leiden door ‘de wereld’. De vrede die ‘de wereld’ biedt, is een vrij oppervlakkige, zó er wel of weer niet, bij de minste zucht (van buiten mij of van binnenin mij) weer verbroken. Dat komt omdat de aan- of afwezigheid van de wereldse vrede meestal afgemeten wordt aan materiële dingen (welvaart – wat iets anders is dan welzijn).
Jezus’ vrede is daarentegen verre van oppervlakkig, maar juist een diep innerlijk gebeuren. Ze hangt helemaal samen met het leven-IN-vertrouwen! Dat is niet afhankelijk van al of niet aanwezige materiële dingen of bepaalde situaties. Nee, als we leven-IN-vertrouwen, te-vrede-n zijn, dan is élke situatie ons gegeven als een kans tot ontmoeting met de a/Ander!
Jezus gééft ons dus díe vrede. Ik heb ze maar op te nemen en er dankbaar om te zijn …

 

Joh.15,1-8 (5/5/2021)

Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier. Elke rank die in mij geen vrucht draagt, haalt hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit/zuivert hij opdat ze meer vrucht zou dragen.
Jullie zijn al gesnoeid/gezuiverd door het woord dat ik tegen jullie gesproken heb.
Verblijf in mij – zoals ik in jullie. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf als hij niet verblijft in de wijnstok, zo ook jullie niet als je niet verblijft in mij.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Wie in mij verblijft – zoals ik in hem, die draagt veel vrucht. Want zonder mij kunnen jullie niets.
Als iemand niet verblijft in mij, is hij buitengeworpen, zoals de rank, en verdord. Men verzamelt ze om in het vuur te gooien en te worden verbrand.
Als jullie in mij verblijven en mijn woorden in jullie verblijven, vraag dan wat je wil en het zal je gebeuren. Hierin toont zich de grootheid van mijn Vader: dat jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen worden.

Jezelf ontplooien, tonen wat je in je mars hebt, alles onder controle houden, … het zijn stuk voor stuk thema’s die in onze huidige maatschappij heel veel aandacht krijgen. Als tegenstem mag hier het beeld van de wijnstok met zijn ranken klinken. Jezus biedt zich aan als relatie, als wijnstok om ons op te enten, ons mee te verbinden. “Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken.” Hij is de stam, de kern of de levensader die stroomt en leven geeft.
Het beeld vertelt mijns inziens iets over ons diepste wezen, nl. dat wij niet toebehoren aan onszelf, maar dat ons diepste zijn ‘toebehoren’ is. Dit beeld illustreert dat wij in wezen ‘van een Ander’ zijn. Willen we als rank leven, dan zullen wij ons moeten laten volstromen met levensadem, met leven dat gegeven wordt.
Zó leven, verbonden met of geënt op die wijnstok, doorbreekt de eenzaamheid waaraan wij (zeker op dit moment) lijden en het zal veel vrucht dragen. Tenminste als we het aandurven om ons te laten volstromen.