Verbonden Léven

Joh.6,30-35 (16/04/2024)

30    Ze zeiden hem daarop:
       “Welk teken doe jij dan,
       zodat wij [in]zien en je vertrouwen?
       Wat is jouw werk?
31    Onze voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn
       – zoals geschreven staat:
       brood uit de hemel gaf hij hen te eten.” [Ps.78,24]
32    Jezus antwoordde hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Niet Mozes heeft jullie het brood uit de hemel gegeven,
       maar mijn Vader geeft jullie het ware brood uit de hemel.
33    Want het brood van God
       is hij die neerdaalt uit de hemel
       en leven geeft aan de wereld.”
34    Nu zeiden ze tegen hem:
       “Heer, geef ons altijd dat brood!”
35    En Jezus zei:
       “Ik ben het brood ten leven.
       Wie naar mij toe komt, zal geen honger meer hebben,
       en wie in mij vertrouwt, zal nooit meer dorst hebben.”

Opnieuw stellen we vast dat de mensen die hier naar Jezus luisteren het eigenlijk wel goed menen. En Jezus is ook geneigd hen tegemoet te komen: andere keren wijst hij het af als ze ‘een teken’ vragen, maar hier gaat hij er wel op in. Hij trekt zelfs hetzelfde ‘teken’ dat zijn publiek aanhaalt voor Mozes door en past het toe op zichzelf! Hijzélf is “het brood uit de hemel” en – toen en nu – is het alleen ‘de Vader’ die dit kan geven.
Nog steeds is het publiek geneigd erin mee te gaan. Brood? … ja; Jezus zelf? … dat wordt al moeilijker te vertrouwen. Maar ze luisteren en vragen naar dát ‘brood’. Jezus geeft het hen! De volgende 15 verzen geeft hij aan wat het betekent en wat het doet in een mensenleven. En naarmate het voedsel krachtiger wordt, wordt het wantrouwen en de tegenstand dat ook … Vanaf v.52 gaan ze weer in de clinch met Jezus.
Dan toch niet zo goed begrepen dat ‘het brood uit de hemel’ toch wat anders is dan ‘brood dat je buik vult’?
Bedenk steeds als je evangelieverhalen leest: de toehoorders, dat zijn wíj.