Verbonden Léven

Joh.21,15-19 (26/5/2023)

15     Nadat ze gegeten hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus:
       “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief,
       meer dan de anderen hier?”
       Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
       Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.”
16     En opnieuw vroeg hij hem:
       “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief?”
       Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
       Jezus zei hem: “Wees herder voor mijn schapen.”
17     En voor de derde keer vroeg hij hem:
       “Simon, zoon van Johannes, hou je van mij?”
       Petrus werd bedroefd omdat hij dit voor de derde keer vroeg.
       Hij zei: “Heer, jij weet alles. Jij weet dat ik van je houd.”
       Nu zei Jezus: “Weid mijn schapen.
18    Amen, amen, ik zeg jou:
       Toen je jong was, deed je zelf je gordel om
       en ging je waar je wilde,
       maar wanneer je oud wordt,
       zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden
       en je brengen waar je niet wil.”
19    Zo duidde hij aan met wat voor dood hij God zou grootmaken.
       Toen zei hij nog: “Volg mij.”

We maken een sprongetje in het Johannesevangelie. De aanzet zou kunnen doen denken dat dit onmiddellijk volgt op de afscheidsrede, na het laatste avondmaal, maar eigenlijk zijn we hier al na Jezus’ dood, wanneer hij aan zijn leerlingen verschijnt en samen met hen eet aan de rand van het meer. Ook de uitermate pijnlijke gebeurtenis van Petrus die zijn vriend Jezus drie keer flagrant verloochent is achter de rug.
Achter de rug, maar nog niet verteerd … Jezus, zoals hij zijn hele leven mensen heeft geheeld, wil ook zijn vriend Petrus bevrijden van zijn kwelling. Hij geeft hem de kans om tegenover elke verloochening een uiting van liefde te zetten. De drievoudige vraag van Jezus is dus verre van een ‘examen’, of nog minder een steek onder water. Het is de zoveelste blijk van de onmetelijkheid van G-ds Barmhartigheid!
Misschien moest Petrus wel eerst aan den lijve ondervinden hoe groot die goddelijke Barmhartigheid wel kon zijn, eer hij aan zijn leiderschap kon beginnen – want betekent leiderschap in G-ds gemeente niet allereerst: Barmhartigheid brengen?!