Verbonden Léven

Psalmen4

Psalm 134

Psalm 134

Kom, zegen de Heer, dienaars van de Héer.
Jullie die staan in zijn Huis nu de nàcht valt
hef je handen naar Hem, zegen de Héer.

Vanuit zijn heilige wóning
zal de Heer jou zègenen,
Hij die hemel en aarde in zijn hánden houdt.

 

 

(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)

 

Psalm 134 – aanzet

Psalm 134 is de op één na kortste in het Psalterium. (Dé kortste is 117, maar dat is voor over 41 maanden!) Ze lijkt over niets bijzonders te gaan. Het is een korte lof/zegen-bede, maar geeft daarvoor geen reden of aanleiding op. Men vermoedt dan ook dat ze expliciet geschreven is als afsluiting van de reeks pelgrimsliederen (120-134). Dit afsluitend karakter, samen met de tijdsaanduiding van de nacht, heeft veel bepaald voor het gebruik van de Psalm (zie verder).
Het openingsvers (v.1(b): Kom, zegen de Heer.) wordt ook wel vertaald als: Laten wij de Heer loven/prijzen. Dat is verdedigbaar, maar toch blijf ik bij de vertaling van ‘zegenen’. De grondtekst heeft wel degelijk hetzelfde werkwoord in v.1 als in v.3 – en ik denk dat die wederzijdsheid hier net betekenisvol is. De mens zegent G-d; G-d zegent de mens, een teder gebaar van ontmoeting en gezamenlijke innerlijke vrede (shalom).
Ook opvallend is trouwens dat v.3 wel degelijk in de 2de persoon enkelvoud staat. G-d zegent jóu! – en dat terwijl de oproep/uitnodiging klinkt aan allen. Die ‘allen’ waren oorspronkelijk misschien de tempeldienaars die instonden voor de liturgie, maar wellicht ook de pelgrims die naar het heiligdom kwamen. Dat dit ook nog uitgebreid kon worden naar alle ‘pelgrims doorheen het leven’, was voor de eerste Christenen al duidelijk toen ze dit vers opnamen in het boek van de Openbaring (19,5).
Het mag dan ook niet verwonderen dat de monnikenvader Benedictus (+547) Psalm 134 voorschrijft voor de Completen (de laatste korte gebedsdienst). Sindsdien (en wellicht al ruim ervoor) bidden/zingen monniken en monialen deze verzen voor ze slapengaan. Het is een bijzonder eenvoudig, maar mooi gebaar van toevertrouwen aan de nacht en aan G-d – bijna een teder gebaar van omarming.
Zo heb ik Psalm 134 ook zelf leren kennen, toen ik – ondertussen wel wat jaren geleden – vrij frequent voor enkele dagen naar telkens dezelfde abdij ging. Daar werd Psalm 134 dus ook in de Completen gezongen. De eerste keer, de volgende keer, en alle volgende keren dat ik er ging, was de Psalm er ook. Zo werd ze een bedding. Zelfs als ík er niet was, was de Psalm – en G-ds zegen – er wél!
Toen we ca. 2004 in ons vroeger huis wat vorm gaven aan onze kleine gebedsmomenten, was Psalm 134 er van de aanvang bij (in de huidige vertaling; Psalm 134 was er dus al lang voor de andere 149!). Sindsdien bid ik de Psalm dus zelf ook voor het slapengaan en kan ik zeggen dat het ‘aan te bevelen’ is. Het legt je hele dag en je hele leven in G-ds hand. Je geeft jezelf uit handen, de nacht in, maar niet in de ijlte, maar in Gods hand. En daarmee komt zijn zegen over je heen. Een zegen van vrede en vertrouwen; een diep rustpunt op de pelgrimsweg die ons leven is.
Ik kan helaas niet zeggen dat ik dit ‘elke dag’ bid, hoezeer dat ook het verlangen en de betrachting is. Zonder de omkadering van een abdijgemeenschap is dat bijzonder moeilijk, omdat het praktisch niet altijd lukt, of omdat je er alleen gewoon niet toe komt. Misschien kunnen wij via dit forum toch ook elkaar op een of andere manier stimuleren daartoe?