Verbonden Léven

Mt.23,1-12 (15/03/2022)

“De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes. Neem dus in acht en doe alles wat ze jullie zeggen, maar handel niet naar hun daden, want zij zeggen het wel, maar doen het niet. Ze binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders van de mensen, terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren. En de werken die ze doen, doen ze om zich te tonen aan de mensen. Ze maken hun gebedsriemen breed en de kwasten van hun mantel groot. [Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven; de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.] Ze hebben graag de voornaamste plaatsen bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge]; ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd. Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één leermeester, terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn.
Noem niemand op aarde jullie Vader, want jullie hebben maar één Vader, de Vader in de hemelen. Laat je ook geen leermeester/leider noemen, want jullie hebben maar één leermeester/leider, de Gezalfde [christos/messiah]. Maar de grootste onder jullie zal je dienaar zijn.
Wie zichzelf verheft, zal klein worden, en wie zichzelf klein maakt, zal verheven worden.”

Ons geloof moet zich wel vertalen in uiterlijke daden – anders is het hol en vroom gepraat – maar het mag er nooit om gaan dat die daden per se gezien zouden worden. Geloof/vertrouwen is in wezen een innerlijk gebeuren tussen G-d en mens, waardoor ook onmiddellijk duidelijk is dat mijn plaats daarin klein is. Niet te klein, niet kleiner, maar wel klein. Ik mag ik zijn, maar ook niet meer. Al de rest is opgeblazen plaats innemen van een ander.
De Schrift is daarin een merkwaardig boeiende wegwijzer. Dat wisten de schriftgeleerden; dat wist Jezus. Weten wij het? Merkwaardig is vooral dat het er allemaal staat hoe het zo mooi zou kunnen zijn als mensen daad-werkelijk zouden gaan leven naar G-ds droom, maar dat tegelijk er ook staat hoe vaak mensen naast hun schoenen lopen. Een beetje nederigheid … is dus nog maar op z’n plaats. De Schrift (wat wij het ‘Oude Testament’ noemen, en ook wat later over Jezus in het ‘Nieuwe Testament’ kwam) wijst ons dus de weg naar die juiste innerlijkheid, naar onze juiste verhouding t.a.v. G-d. Als wij dát ter harte nemen (dus zeer innerlijk), dan zál zich dat wel vertalen naar onze handen en voeten.
Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe: