Verbonden Léven

Mt. 23,27-32 (25/08/2021)

Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars, omdat jullie zijn als witgekalkte graven, die aan de buitenkant wel mooi schijnen, maar aan de binnenkant vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo schijnen ook jullie aan de buitenkant rechtvaardig voor de mensen, maar aan de binnenkant zijn jullie vol van ondermaats oordeel en wetteloosheid.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars, omdat jullie graven voor de profeten bouwen en de gedenkplaatsen van de rechtvaardigen versiert, en zegt: ‘Als wij hadden geleefd in de dagen van onze vaderen, dan zouden wij niet medeplichtig zijn aan het bloed van de profeten.’ Zo getuig je over jezelf dat je kinderen bent van wie de profeten vermoordden en maken ook jullie de maat van jullie vaderen vol.

Jezus geeft weer eens stevig af tegen ‘de schriftgeleerden en farizeeën’. Dat beeld kennen we van hem – maar al te goed: we laten het, meer dan we meestal willen toegeven, graag gebeuren. Zo blijft Jezus’ kritiek op ánderen gericht en kunnen we onszelf buiten schot houden.
Maar is dat terecht? Of doen we hiermee nu net zoáls die ‘schriftgeleerden en farizeeën’?
Wie waren ze? We stellen ze graag voor als personen ‘ergens hoog boven het volk’. Van sommigen in hun hiërarchie zal dat zo geweest zijn, maar de meesten van hen waren gewone burgers. We komen ze tegen in ongeveer alle steden en dorpen waar Jezus ook komt. Wél waren het mensen die het heel ernstig namen met hun geloof en daar ook veel voor deden.
Worden ze dan toch niet wat herkenbaar voor ons?
Zullen wíj dan Jezus’ verwachtingen ten aanzien van óns inlossen? Zullen wij dan, als wij zéggen gelovig te zijn, daar consequent in zijn? Of zullen wij ook ondermaats blijven?
Weer een nieuwe dag ons gegeven om het te proberen …