Verbonden Léven

Mt. 25,31-46 (22/11/2020)

Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
Alle volken zullen voor hem verzameld worden en hij zal allen onderscheiden, zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, de bokken aan zijn linker.
Dan zal de koning zeggen tegen wie aan zijn rechterhand zit:
“Kom, gezegenden van mijn Vader, ontvang het koninkrijk dat voor jullie bereid is vanaf de grondlegging van de wereld.
Want ik had honger en jullie hebben mij te eten gegeven;
ik had dorst en jullie hebben mij te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
ik was naakt en jullie hebben mij gekleed;
ik was ziek en jullie hebben naar mij omgezien;
ik was gevangen en jullie zijn naar me toegekomen.”
Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
“Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien en hebben we je te eten gegeven, of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien en hebben we je in ons midden opgenomen, of naakt en hebben je gekleed?
En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen en zijn wij naar je toe gekomen?”
Dan zal de koning hen antwoorden: “Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen hebt gedaan voor een van mijn broers of zussen, de allergeringsten, heb je ze voor mij gedaan.”
Dan zal hij ook zeggen tegen wie aan zijn linkerkant zit:
“Ga weg van mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
Want ik had honger en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
ik had dorst en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
ik was naakt en jullie hebben mij niet gekleed;
ik was ziek en gevangen en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
Dan zullen ook zij vragen:
“Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen, en hebben wij niet voor je gezorgd?”
Dan zal hij hen antwoorden: “Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan voor een van de allergeringsten, heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing,
maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.

Lastig niet, G-d samen denken met ‘oordeel’? G-d die de ultieme balans opmaakt en een rapport uitreikt en tweede zit is niet mogelijk.
Het confronteert omdat ik besef dat ik niet aan deze of gene kant zal uitkomen maar ergens tussenin.
De scheiding tussen schapen en bokken loopt nu eenmaal dwars doorheen ieder mens (dus ook door mij).
Maar als G-d zich met deze verdeelde mens verbindt, gaat hij níet als scherprechter tewerk. Wél vraagt hij naar ons doen en laten.
Hij neemt ons ernstig in hoe we leefden (dat maakt een verschil). Gaf jouw leven de ander – en dan voornamelijk de meest kwetsbare – kans tot leven of niet?
Koos je bewust om de ander te willen zien, zijn nood te zien en te doen wat nodig is of niet?
Aan ieder van ons de keuze: (niet) kijken, (niet) in relatie gaan en (niet) handelen.
Het oordeel is aan G-d.