Verbonden Léven

(26/2/2021)
Mt.5,20-25

“Ik zeg jullie: Als je integriteit die van de schriftgeleerden en farizeeën niet overschrijdt,
zul je niet binnengaan in het koningschap van de hemelen.
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin:
Je zult niet doden; wie doodt moet onderworpen worden aan het oordeel. [Ex.20,13]
Maar ik zeg jullie: Ieder die vertoornd is op zijn medemens moet onderworpen worden aan het oordeel;
wie zijn medemens uitscheldt, moet onderworpen worden aan de raad [rechtszetel];
wie zijn medemens verwenst, moet onderworpen worden aan de gehenna van het vuur.
Wanneer je je gave naar het altaar brengt en daar herinner je je dat je medemens iets tegen je heeft,
laat dan je gave voor het altaar daar, ga je dan eerst verzoenen met je medemens en kom dan met je gave.
Wees voortdurend geneigd je tegenstander tegemoet te komen zolang je met hem onderweg bent,
zodat hij je niet overlevert aan de rechter, de rechter vervolgens aan de gerechtsdienaar en je in de gevangenis wordt geworpen.”

 Als je kijkt naar Jezus’ optreden en luistert naar wat hij zegt, is onbegrip en ongeloof eigenlijk helemaal niet vreemd.
We hoeven dat echt niet alleen in de schoenen van ‘de farizeeën’ te schuiven!
Het is toch onvoorstelbaar, die radicaliteit waarmee Jezus spreekt (en leeft). Voor Jezus is het nochtans heel helder.
Het koningschap der hemelen begint nu. Het gaat gewoon over een samen-leven dat volledig gericht is op de ander.
Het gaat over relatie, liefde en verbondenheid. Hij geeft daarbij enkele raadgevingen mee om er te komen.
En ja die zijn radicaal maar het woord zegt het zelf, ze brengen je naar de radix (de wortel), nl. de Liefde zonder maat!
Daarover gaat het: over een liefdesrelatie die verbindt, de cirkel van geweld doorbreekt en leven geeft.
Zo een relatie reikt veel verder dan onze menselijke mogelijkheden. De maat van de liefde is de liefde zonder maat.
Is dit té vreemd, té radicaal om geleefd te worden? Nochtans wordt dit soort van mateloosheid nooit geëist,
het wijst alleen een richting naar de mateloosheid waarmee G-d zich met ons verbindt.