Verbonden Léven

Mt. 20,1-16 (20/09/2020)

Want het koninkrijk der hemelen is als een landheer die vroeg in de morgen naar buiten ging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij kwam met hen overeen voor een dagloon en zond ze dan naar zijn wijngaard.
Toen hij rond het derde uur weer naar buiten ging,
zag hij anderen, die werkloos waren, op de markt staan.
Hij zei tegen hen: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Ik zal jullie geven wat billijk is.”
En ze gingen er heen.
Rond het zesde uur ging hij nog eens naar buiten
en weer op het negende en telkens deed hij hetzelfde.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw naar buiten
en trof weer anderen daar werkloos staan.
Hij zei tegen hen:“Wat staan jullie hier de hele dag werkloos?”
“Niemand heeft ons gehuurd,” antwoordden ze.
Daarom zei hij opnieuw: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Je zult ontvangen wat billijk is.”
Toen het avond was geworden,
zei de heer van de wijngaard tegen zijn beheerder:
“Roep de arbeiders en betaal hun het loon,
te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten.”
Degenen van het elfde uur kwamen dus en ontvingen elk het dagloon.
Toen nu degenen van het eerste uur kwamen,
meenden zij dat ze meer zouden krijgen.
Maar ook zij ontvingen elk het dagloon.
Ze namen het wel aan, maar gingen morren tegen de landheer:
“Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt en je stelt hen gelijk aan ons
die de lange duur en de brandende hitte van de dag getorst hebben.”
Hij antwoordde echter: “Vriend, ik doe je toch geen onrecht?
Ben je niet met mij overeengekomen voor een dagloon?
Aanvaard wat van jou is en ga.
Ik wil echter aan de laatsten geven zoals aan jou.
Mag ik met het mijne niet doen wat ik wil?
Of ben je kwaad omdat ik goed ben?”

Zo zullen de laatste de eersten zijn
en de eersten de laatsten.

Een parabel over de gulheid van de landheer, waarmee Jezus het natuurlijk heeft over G-d. Die gulheid kun je makkelijk lezen in de kwestie met de betaling,
maar er is meer te lezen in deze parabel. Is het je niet opgevallen dat de landheer er nogal enige keren op uit trekt óm mensen te zóeken?
Hij wil ze blijkbaar allemaal vinden, allemaal uitnodigen – en ja, allemaal ‘het volle loon’ geven, namelijk ‘het koninkrijk der hemelen’.
Dan wordt ook duidelijk hoe dat zit met die betaling: Het ‘loon’ dat G-d wil geven, is géén exacte afweging van míjn daden, maar ‘alleen maar’ de gratuite volle gave
van het koninkrijk der hemelen – en dat is voor iedereen gelijk!
Het is dus geen kwestie of ik ‘het nu meer of minder zou verdiend hebben’, maar alleen een zaak van ‘mij te laten vinden’ – en het is dan blijkbaar helemaal geen probleem
als dat ‘om God weet welke reden’ pas ‘op het elfde uur’ is.
G-d zoekt mij, ook vandaag, op het marktplein van het leven. Hij zal er regelmatig komen. Zal ík er te vinden zijn?