Verbonden Léven

Mt. 16,13-20 (23/08/2020)

In die tijd toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag:
'Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?'
Zij antwoordden: 'Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia,
weer anderen Jeremia of een van de profeten.'
'Maar jj', sprak Hij tot hen, 'wie zeg jij dat Ik ben?'
Simon Petrus antwoordde: 'Jij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.'
Jezus hernam: 'Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed
hebben jou dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.
Op mijn beurt zeg ik je: Jij bent Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen
en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal je de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat jij zult binden op aarde,
zal ook in de hemel gebonden zijn en wat jij zult ontbinden op aarde,
zal ook in de hemel ontbonden zijn.'
Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.

Jezus houdt géén examen! De antwoorden van ‘sommigen’ wijst hij niet af! Belangrijker blijkbaar dan het ‘juiste’ antwoord, is de vraag:
wat zeg jíj?! Een persóónlijk antwoord, zelfs als dat misschien dogmatisch niet helemaal volledig is (wanneer is het dat wel?), staat voor Jezus duidelijk voorop.
Is het niet dat wat Jezus ‘in alle toonaarden’ probeerde duidelijk te maken, dat ‘onze G-d’, zijn ‘Vader’, niet zozeer een rationele God is
(te (be)grijpen en te modelleren naar ons verstand), maar een relationele?! Alleen als ik voluit in de ándersheid van de Ander wil/durf meegaan,
word ik meegenomen naar dat nieuwe en onvermoede land dat Jezus ‘het koninkrijk der hemelen’ noemt.
Vanuit mijn menselijk gegeven is dat natuurlijk niet niks, zo al mijn éigen denken los te durven laten om mij in dat relationele – dus gans Andere – avontuur te storten.
Maar Jezus zegt: “Gelukkig ben je!” Ja, wonder van vervulling zal het zijn, waar ik dat toelaat. Maar wie vervuld is, zal/moet overlopen: “Bouw mijn kerk op!”