Verbonden Léven

Mt.17,14-20 (8/08/2020)

 Toen zij bij het volk gekomen waren, kwam een man naar Hem toe, wierp zich op de knieen voor Hem neer
en sprak: 'Heer, ontferm Je over mijn zoon, want hij lijdt aan vallende ziekte en is er slecht aan toe.
Dikwijls valt hij in het vuur en in het water.
Ik heb hem bij jouw leerlingen gebracht, maar die waren niet bij machte hem te genezen.'
Jezus gaf ten antwoord: 'O, ongelovig en verworden geslacht, hoelang nog moet Ik bij je zijn, hoelang nog jou verdragen? Brengt hem hier bij Mij.'
En onder de dwang van Jezus'woord ging de boze geest uit hem weg; op datzelfde ogenblik was de jongen genezen.
Toen de leerlingen met Jezus alleen waren, vroegen zij Hem: 'Waarom hebben wij hem niet uit kunnen drijven?'
Jezus zei hun: 'Voorwaar, Ik zeg jullie wanneer je een geloof bezit, ook al is dit klein als een mosterdzaadje,
dan kunt ge tot deze berg zeggen: verplaats je van hier naar daar, en hij zal zich verplaatsen. Niets zal je onmogelijk zijn.'

Jezus windt zich op – maar eigenlijk zouden wíj (als leerling van Jezus) het moeten zijn die ongemakkelijk worden.
Het doet Jezus pijn te merken dat er ‘nog zo weinig geloof’ is bij zijn leerlingen.
Het is hem maar al te duidelijk dat hijzelf op zijn eentje nooit in staat kan zijn om alle zieken nabij te zijn en te helen.
(Één fysiek leven is per definitie te beperkt om overal en altijd aanwezig te zijn.)
Daarvoor heeft hij zijn leerlingen nodig – door de tijden heen!
De vraag (en de pijn van Jezus) is dus of wij – of ík – durf geloven dat het mijn roeping en taak is leerling van Jezus te zijn!
Christen zijn is wéten (met lijf en ziel): ik ben een mosterdzaadje, vrucht van een goed gewortelde boom, en hoe klein het ook mag lijken,
het is zó vol ontvangen levenskracht dat het leven kan géven, en smaak.
Als we dat zíen gebeuren in de natuur, waarom herkennen we het dan niet in ons eigen leven?
Vertrouw het nu maar, en je zult ‘onmogelijke dingen’ doen …