Verbonden Léven

Mt.9,14-17 (4/07/2020)

Op zekere dag kwamen de leerlingen van Johannes tot Jezus met de vraag:
'Waarom vasten wij en de Farizeeën wel, maar jouw leerlingen niet?'
Jezus sprak tot hen: 'De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet bedroefd zijn zolang de bruidegom bij hen is?
Er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen; dan zullen zij vasten.
Niemand gebruikt voor een oud kleed een verstellap van ongekrompen stof; want het ingezette stuk trekt aan het kleed
en de scheur wordt nog groter. Ook doet men geen jonge wijn in oude zakken, anders barsten de zakken,
de wijn loopt eruit en de zakken gaan verloren. Maar jonge wijn doet men in nieuwe zakken; dan blijven beide behouden.'

Jezus spreekt hier over zichzelf als over de bruidegom en over zijn leerlingen als diens vrienden.
Én dat ze bij elkaar zijn en ook wel dat er andere momenten zullen zijn.
Je kunt dit lezen als een min of meer rechtstreekse verwijzing naar het feit dat de leerlingen over niet eens
zo lange tijd Jezus wél zullen moeten missen, en dat ze dan de gebruikelijke religieuze praktijk van het vasten ook wel zullen toepassen.
Maar m.i. is er meer aan de hand. Dat aan- en afwezig zijn van Jezus lijkt mij niet enkel over zijn fysieke leven van toen te gaan.
Drukken wij niet evenzeer ons religieuze aanvoelen vaak uit in termen van G-d aan- of afwezig voelen?
En is het dan niet juist dít wat Jezus ons hier duidelijk maakt: dit hoort er allemaal bij, de afwezigheid
– met haar vasten, en de aanwezigheid – met haar bruiloftsfeest?! Ze zijn als eb en vloed van de ene zee.
En als de zee niet minder zee is bij eb als bij vloed, is G-d dan minder als hij aan- of afwezig is (t.t.z.: zo ‘voelt’ voor ons)?
Haal maar een nieuw zak boven om deze nieuwe wijn in te bewaren …!