Verbonden Léven

Mc.3,31-35 (26/1/2021)

Nu kwamen zijn moeder en broers naar hem toe. Buiten staande, zonden ze iemand om hem te roepen.
Er zat een menigte rond hem. Ze zeiden: “Kijk, je moeder en broers staan buiten en zoeken je.”
Hij antwoordde hun: “Wie is mijn moeder? Wie zijn mijn broers?”
En rondkijkend naar al wie in een kring rondom hem zat, zei hij: “Kijk … mijn moeder en mijn broers …!
Want al wie de bedoelingen van God doet, die is mijn broer, mijn zus, mijn moeder.”

“de bedoelingen van God” … In het Bijbelse Grieks staat hier een woord dat meestal vertaald wordt met ‘de wil van God’.
Ook in het Nederlands verbergt het woord ‘willen’ echter twee verschillende accenten,
waarvan het nu net uitdrukkelijk Jezus’ boodschap is dat beide zouden sámenvallen i.p.v. tegengesteld zijn.
‘Willen’ kan vanuit mezelf komen. Dan zouden wij in Vlaanderen zeggen: Ik heb goesting in …
Maar ‘willen’ kan ook komen vanuit de richting die ik nog te gaan heb. Dan ligt het ‘willen’ niet in mij, maar voor mij uit.
Ook G-d kijkt ‘voor zich uit’. Hij heeft een bedoeling (wens dus) met de wereld en de mensen.
En heel Jezus’ boodschap – samengebald in het Onze Vader – komt er op neer dat ik ‘mijn wil’ zou laten samenvallen met ‘zijn wil’ (ttz: zijn bedoeling).
Wie is aan Jezus verwant? Wie net als hij probeert te beantwoorden aan die bedoelingen.
– en net zoals in elke familie slaagt niet iedereen daar op dezelfde manier in …