Verbonden Léven

Mc. 12,1-12 (1/06/2020)

In die tijd begon Jezus tot de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten te spreken in gelijkenissen:
'Er was eens een man die een wijngaard aanlegde, er een omheining omheen zette, een wijnpers erin uithakte en er een wachttoren in bouwde;
daarna verpachtte hij hem aan wijnbouwers en hij vertrok naar den vreemde. Op de vastgestelde tijd zond hij een dienaar naar de wijnbouwers
om zijn aandeel in de opbrengst van de wijngaard van hen in ontvangst te nemen. Maar ze grepen hem vast, mishandelden hem en stuurden hem
met lege handen terug. Daarop zond hij een andere dienaar naar hen toe. Maar ze sloegen hem op zijn hoofd en beledigden hem.
Weer stuurde hij er een, maar hem doodden zij; en zo nog verscheidene anderen die zij mishandelden en doodden. Hij had nu niemand meer dan zijn geliefde zoon.
Die stuurde hij als laatste naar hen toe, in de veronderstelling: Mijn zoon zullen ze wel ontzien. Maar de wijnbouwers zeiden onder elkaar:
'Dit is de erfgenaam; vooruit, laten we hem vermoorden, dan zal de erfenis voor ons zijn.' Ze grepen hem vast, doodden hem en wierpen hem buiten de wijngaard.
Wat zal nu de eigenaar van de wijngaard doen? Hij zal komen, de wijnbouwers ter dood brengen en de wijngaard aan anderen geven.
Hebt ge deze schriftplaats niet gelezen: 'De steen die de bouwlieden hebben afgekeurd is juist de hoeksteen geworden.
Op last van de Heer is dat gebeurd en het is wonderbaar in onze ogen.' '
Zij zonnen nu op een middel om zich van hem meester te maken, maar ze waren bang voor het volk, want ze begrepen dat de gelijkenis die hij vertelde op hen sloeg.
Zo lieten ze hem met rust en verwijderden zich.

De eigenaar is weggegaan naar den vreemde. Zo maakt Hij ruimte voor ons, mensen. Maar niets is zo lastig als G-ds afwezigheid.
Je bidt, roept maar het blijft stil. Wat dan?
Óf je neemt je leven in eigen handen, als je eigenste bezit, óf je blijft het uithouden te midden van die aanwezige Afwezigheid.
Het wachten valt lang. Maar soms komt Hij naar je toe als dienaar, met lege open handen. Hij staat voor je maar je herkent Hem niet.
Hij is geworden tot concurrent, die lastige dakloze, een vreemdeling die het waagt om zijn lege handen uit te strekken naar jouw bezit.
En G-d?
Hij wordt steeds kwetsbaarder en vraagt zich af: “Wat kan Ik nog doen? Zal Ik mijn Zoon sturen?”
We kennen de afloop. Doden zullen ze Hem. Ze? Of is het ook we? Ook wij maken slachtoffers en zijn bang om ons individualisme om te buigen naar verbondenheid.
Een verbondenheid die gehoor geeft aan zijn appél. Het appél van kwetsbare mensen met lege handen, mensen kapot gemaakt door pachters die zich eigenaar wanen …
Hou vol en blijf uitzien naar de komst van de eigenaar! Zal je Hem herkennen?
Weet wel: Hij zal er anders uitzien als toen Hij wegging, verrassend nieuw.