Verbonden Léven

Lc. 2,36-40 (30/12/2020)

In die tijd was er een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser.
Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd.
Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed.
Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten.
Toen zij alle voorschriften van de wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug.
Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade
Gods rustte op Hem.

In enkele woorden wordt hier een overzicht gegeven van het leven van Hanna (een profetes): haar jeugd, huwelijk en haar G-dgericht leven als weduwe.
Ze draagt een schat aan herinneringen met zich mee en heeft weet van ‘ooit’. Zij weet de beperkte blik op het hier en nu te verbreden, te verdiepen
(is dat ook niet de rijkdom, de wijsheid van onze bejaarden?).
Wat ze zegt komen we niet te weten, wel over wie en tot wie ze spreekt.
Ze spreekt over het Kind waarin zij iets van G-d gewaar wordt. Het Kind dat haar doet spreken tot allen die bevrijding willen,
tot allen die het verleden los willen laten. En dan gaat het hier niet over een individueel, persoonlijk gebeuren.
Neen, het gaat over de bevrijding van Jeruzalem, van een stad, een volk. Een bevrijding die verder reikt dan het eigen beperkte leven.
In dat ruimer perspectief mag het kind waarover zij spreekt opgroeien, te midden van G-dgerichte mensen.
Zo mogen ook wij – G-dgericht – elkaar doen groeien en, net als het Kind, G-ds genade ervaren en uitgroeien tot krachtige mensen vervuld met wijsheid.