Verbonden Léven

Lc. 8,1-3 (18/09/2020)

Daaropvolgend trok Jezus een tijdlang langs stad en dorp.
Hij predikte en bracht het Goede Nieuws van het koninkrijk van God.
De twaalf waren bij hem
en ook enkele vrouwen die geheeld waren van boze geesten en ziekten,
waaronder Maria van Magdala, uit wie zeven demonen waren weggegaan.
Ook Johanna, de vrouw van Herodes’ zaakvoerder Chuzas,
Suzanna en vele andere vrouwen zorgden voor hen met wat zij hadden.

Jezus wil zijn Goede Nieuws aan zoveel mogelijk mensen vertellen. Hij had geen massamedia ter beschikking, dus trok hij rond.
Het is opvallend dat er ook vrouwen in dat gezelschap waren. Je zou kunnen denken dat dat enkel ‘voor de was en de plas’ was,
maar er is zeker meer aan de hand. Het was in Jezus’ tijd ondenkbaar dat vrouwen publiekelijk zouden rondtrekken.
Nog meer ondenkbaar was dat voor een Joodse rabbi – die Jezus dan toch wel was.
Toch mogen we Jezus niet declameren als een ‘feminist avant la lettre’. Dat zou een anachronisme zijn, terwijl Jezus ook een kind van zijn tijd was.
Maar het is met die vrouwen zoals met álle mensen bij Jezus (en al zeker die die anders wat in de marge staan): hij kijkt vrij!
En dat mag je in twee betekenissen verstaan: Jezus is zó geworteld in de liefde van G-d, dat hij enkel en alleen van daaruit naar mensen kijkt.
Zijn blik zit niet gevangen in allerlei vooroordelen of vakjes. En door zó ‘vrij te kijken’ wórden mensen ook vrij – vrij om voluit zichzelf te mogen zijn;
vrij om wat ze hebben ook aan anderen te besteden; vrij om op deze manier zelf boodschapper te worden van het Goede Nieuws.