Verbonden Léven

Joh.6, 16-21 (17/4/2021)

Toen het avond werd, daalden de leerlingen van Jezus naar het meer af. Zij gingen scheep en zetten koers naar de overkant van het meer, in de richting van Kafarnaüm. Toen de duisternis reeds was ingevallen, was Jezus nog niet bij hen gekomen. Het meer werd woelig want er stond veel wind. Na ongeveer vijfentwintig of dertig stadiën geroeid te hebben, zagen zij Jezus te voet over het meer tot vlak bij de boot komen en zij werden erg bang. Maar Jezus zei hen: “Ik ben het, wees niet bang!” Ze wilden hem aan boord nemen, maar vlak daarop bereikte de boot de kust waarheen zij op weg waren.

“Ik ben het, wees niet bang!” Wat een geruststellende woorden! Wat een tegemoetkoming! Ja, dáármee bereik je de overkant!
Maar zie je ook de omstandigheden waarin die woorden klinken? In de donkerte en het stormachtige van het meer – het dagelijks leven van de leerlingen – zien zij eigenlijk niet wie of wat daar op hen af komt (volgens Marcus denken ze dat het een spook is!). Ze zien alleen wind en water – en hun angst. Het is ín de duisternis en ín de woeligheid dat die onzichtbare stem klinkt: “Ik ben het, wees niet bang!”
Zou ik er durven op vertrouwen, op die ‘onzichtbare stem’? Zou ik midden de overspoeling door onweer in mijn leven het Woord aan boord nemen? Zou ik kunnen geloven dat het juist midden in die storm kómt?
Dan zou ik verrassend snel ‘de overkant’ bereiken …