Verbonden Léven

Woensdag (22/07/2020) H. Maria Magdalena

Joh. 20,1.11-18

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena, vroeg in de morgen ‑ het was nog donker ‑
bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold.
Zij liep snel naar Simon Petrus en naar de andere, de door Jezus beminde leerling, en zei tot hen:
'Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.'
Maria stond buiten bij het graf te schreien. En al schreiend boog zij zich naar het graf toe
en zag op de plaats waar Jezus' lichaam gelegen had, twee in het wit geklede engelen zitten,
een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde.
Zij spraken haar aan: 'Vrouwe, waarom schreit ge?' Zij antwoordde: 'Zij hebben mijn Heer weggenomen
en ik weet niet waar zij Hem hebben neergelegd.'
Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zonder te weten dat het Jezus was.
Jezus zei tot haar: 'Vrouw, waarom schreit ge? Wie zoek je?' In de mening dat het de tuinman was, vroeg zij:
'Heer, mocht gij Hem hebben weggenomen, zeg mij dan waar ge Hem hebt neergelegd, zodat ik Hem kan weghalen.'
Daarop zei Jezus tot haar: 'Maria!' Zij keerde zich om en zei tot Hem in het Hebreeuws: 'Rabboeni!' ‑ wat leraar betekent.
Toen sprak Jezus: 'Houd mij niet vast, want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader, maar ga naar mijn broeders en zeg hun:
Ik stijg op naar mijn Vader en jouw Vader, naar mijn God en jouw God.'
Maria Magdalena ging aan de leerlingen berichten dat zij de Heer gezien had, en wat Hij haar gezegd had.

Dit is wat er gebeurt als liefde je leven mag omkeren. Dan wordt er ruimte gemaakt voor nieuwe, leven-gevende ontmoetingen. Een ontmoeting met de ‘Verrezene’.
Maria Magdalena (onze heilige van vandaag) liet zich raken door Jezus’ vrijmakende liefde. Deze liefde deed haar ooit omkeren om hem te volgen.
Vanaf dat moment blijft zij hem nabij. Ook wanneer de meeste van zijn leerlingen afhaakten. In alle onmacht, in het diepst van zijn ellende bleef zij hem liefdevol nabij.
Maar aan het graf wordt ze door verdriet overmand. Ze had gehoopt hem daar te vinden. Maar niets is minder waar. Het graf is leeg.
En wanneer zij vol verdriet al wat dood is aankijkt ontwaart zij een teken van leven. Maar om echt, ten volle te kunnen zien, moet ze zich nog tot twee keer toe omkeren.
Een eerste keer weg van het graf, weg van alle doodsheid om zich nadien te kunnen keren naar hem. Hij die haar – in het diepst van haar wezen - aanspreekt.
Ooit had hij haar bevrijd van zeven demonen en opnieuw spreekt hij haar vrij en zendt haar. Opnieuw keert zij zich om en gaat, het léven tegemoet.
Kan zij ook mij doen omkeren?