Verbonden Léven

Psalmen2

Psalm 42-43

 Psalm 42-43

Zoals een hert schreeuwt om stromend wáter,
zo schreeuwt mijn ziel naar Jòu, mijn God.
Mijn ziel dorst naar Jou, levende Gòd.
Wanneer word ik gezien door jouw Geláat?

Mijn tranen zijn mijn brood, dag en nácht,
want steeds steken ze me door: “Waar is je Gòd?”
Maar mijn weifelende ziel zal in dank gedènken
hoe ik in de menigte optrok naar jouw húis!

Wat buig je jezelf dan néer, mijn ziel;
wat ben je òpgejaagd in mij?
Wacht op Hèm –
Ja, ik zal Jou danken, mijn redder en mijn Gód.

Mijn ziel buigt zich néer in mij;
ik kom er in jouw lànd.
Kolkende diepten (oerzee) roepen er lùid;
heel jouw stortvloed komt over (overstromen) míj.

Overdag ben Jij je Genade tróuw
en in de nacht klinkt jouw lìed in mij.
Tot Jou, God van mijn lèven
richt ik mijn gebéd:

Waarom, mijn rots, vergát Je mij;
waarom kwijn ik onder de kwelling van mijn vìjand?
Ze verbrijzelen mijn beenderen met hun spòt,
want steeds steken ze me door: “Waar is je Gód?”

Wat buig je jezelf dan néer, mijn ziel;
wat ben je òpgejaagd in mij?
Wacht op Hèm –
Ja, ik zal Jou danken, mijn redder en mijn Gód.

 

(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)


Psalm 42-43 – aanzet

Doorheen heel deze Psalm is het verlangen aanwezig.
Je verlangend uitrekken, reiken naar, ja naar wie of wat eigenlijk?
Je uitrekken, op je tenen staan … en je zo, diep buigen en drinken.
Moet je eens proberen om al staande op je tenen (helemaal uitgestrekt, reikend naar) te buigen. Zo diep dat je hoort wat er zich in je ziel afspeelt.

Naar wie dorst mijn ziel? Naar welke ‘G-d’ gaat dit verlangen?
‘Waar is je God?’ Waar ben je?

Onrust, verslagenheid, verdriet … jagen de ziel op. Wat met al die onrust, ellende, verdriet, twijfel, onzekerheid. Hoe valt dit alles samen met ‘G-d’? Waarom al die moeilijkheden, waarom die pijn, dat verdriet? ‘G-d’ Jij bent er toch?
Vele vragen en onzekerheden, twijfels ….niet uit opstand, niet als een verwijt. Maar veeleer vanuit een rotsvast vertrouwen in Jou.

Op de één of andere manier – hoe is moeilijk onder woorden te brengen – maar op de één of andere manier weet ik dat Jij met al dat verdriet, al die onrust te maken hebt.
Het mag Jou toegeschreeuwd, toevertrouwd worden, bij Jou neergelegd. De vraag waarom klinkt zo vaak. Ook al lijk er geen antwoord te komen. Vaak begrijp ik niks van Jou. Ik kan de weg die Jij met mij gaat niet volgen … en toch

… en toch ga ik en blijft één ding voor mij staan als een rots boven water: Jij bent de levende ‘G-d’, mijn rots, een heilige woning.
Maar wat als Jij wordt doodgezwegen, totaal genegeerd – in de politiek, de krant, dagelijkse gesprekken – alsof Jij niet bestaat. Iets waar je totaal geen rekening mee dient te houden.
Dan buig ik me neer en diep in mij, buigt mijn ziel. Dan zal ik wachten, dan zal ik her-inneren dat Jij er bent en ik zal Jou loven!