Verbonden Léven

Verbonden leven ... met mijn lijf

Verbonden leven ... 

Verbonden leven …
… met mijn lijf

Ik vertrek op vakantie met op het verlanglijstje: weer Grote Routepaden lopen. Tien jaar geleden liep ik voor ’t laatst zo’n traject. Ik verkende de bekende GR5 tot Barr, aan de voet van de Vogezen, en nu wil ik de draad weer oppikken. De grote vraag is echter: Zal het mij, tien jaar ouder toch al weer, nog lukken? Kan ik nog 20 tot 25 km stappen, klimmend en dalend over de cols en de crêtes van de Vogezen?
Die eerste avond, na een autorit van zo’n 600 km, maak ik een eerste wandeling. Een kleine oefening, als het ware. Zalig toch, die zoete geur van bomen en struiken en dat klateren van hier en daar een watervalletje. Na een uurtje klimmen, vind ik het welletjes geweest en keer ik me om, terug naar mijn vakantiehuisje.
Die nacht kan ik de slaap niet vatten. Mijn benen zijn zo onrustig, pijnlijk bijna. Uiteindelijk val ik toch in slaap … en word ’s morgens vroeg gewekt door de zon op mijn gezicht. Zalig!
Klaar voor die eerste echte staptocht. Het is alsof alles weer moet wennen: het rijden in de bergen naar mijn vertrekplek, het zoeken van dat eerste tekentje – nee, geen rood-wit hier, maar een rode rechthoek –, de zon die doet zweten, de insecten zoemend om m’n kop, het klimmen en dalen, … en de last en de pijn in mijn lijf!
De voeten, dat gaat nogal, maar de kuiten … Ik wist niet dat er zoveel spieren vast konden zitten in je kuiten. Ik voel ze bij iedere stap omhoog en ik voel ze nog meer bij iedere stap omlaag. Hoe ik terug bij mijn auto geraak, weet ik niet, maar ik haal het. Uitgeput. Moe. En met pijn. Morgen zal ik een dagje thuisblijven, omwille van voorspelde regen. Veel regen, de hele dag lang. En dat is maar goed ook, want ik kan haast geen stap verzetten. Geen stap zonder pijn, althans.
En toch probeer ik het daarna opnieuw, weer een dagje stappen, met het vaste voornemen uit te maken of ik mijn vakantie op die manier wil verder zetten. Doorzetten of opgeven, dat is de vraag. Bij het idee dat GR-lopen te moeten opgeven, voel ik iets als spijt en iets als moedeloosheid. Als dit niet meer kan, wat heb ik er dan aan om twee weken hier te zitten? Mijn hoofd en mijn hart willen dit. De vraag is dus alleen nog of mijn lijf dit ook wil …
Ik neem me voor om heel rustig aan te klimmen, mijn adem sparend, en het lukt. In een tweetal uur haal ik de top voor die dag, ik klim van 300 m in het dorpje tot 900 meter op de ‘sommet’ van de Ungersberg. Vandaar terug naar beneden, nog wel gevoelig in de kuiten, maar toch al minder pijnlijk, en via een (te) grote omweg terug naar het dorpje, naar mijn wagen.
Pas op de derde dag wandelen voel ik dat ook mijn lijf weer helemaal ‘ja’ kan zeggen tegen het trekken. En dan pas wordt het echt vakantie. Nu mijn lijf geaccepteerd heeft, kan ook mijn hoofd tot rust komen en hoeft het niet meer voortdurend te piekeren over hoeveel kilometer ik nog moet lopen en of ik dat wel haal.

Verbonden leven …
… met leven en dood

Zo wandelend in de wouden komen gedachten aan leven en dood spontaan bij me op. Bomen ontworteld, omgewaaid misschien tijdens de laatste storm, dood hout … gevuld met leven: mos overwoekert, zwammen vinden voeding, kleine diertjes – van bacteriën tot insecten – nestelen er. Soms ziet zo’n woud er levend uit, sprankelend groen in diverse tinten. Soms ziet het er somber en doods uit, op het griezelige af.
Leven en dood, … in zo’n woud zie je ze samengaan … in de opeenvolging van de seizoenen, in dorre bladeren die tot humus worden, in jong groen dat opschiet, groeit en volwassen wordt … en uiteindelijk sterft.
Is het verwonderlijk dat ook je eigen sterfelijkheid dan net even wat dichterbij lijkt? Wellicht speelt een gezonde dosis angst hier ook een rol: hier ben ik dan, helemaal in mijn eentje, op paden waar bijna niemand langsloopt, met naast mij een duizelingwekkende diepte. Wat als ik een misstap doe, en naar beneden val? Wat als ik een voet verzwik of een been breek? Wat als ik hier het leven laat?
Ja, wat dan? Wat als ik hier het leven laat? Aan de ene kant voel ik zoiets als: ‘Als het dan zo moet zijn, wel, dan is het maar zo!’ Ook al is er een zekere angst – hoogtevrees, weet je wel – en ook al raak ik tijdens het stappen wel vermoeid, ik geniet. Volop, eigenlijk, en dat zou ik niet willen missen. Dus, als ik hier het leven laat, weet dan dat ik volop leefde. Aan de andere kant is er ook zoiets van: ‘Nu toch nog niet, er is nog zoveel wat ik zou willen doen, nog zoveel waar ik voor zou willen gaan.’ Want ja, vakantie is ook creativiteit, nieuwe ideeën opdoen, brouwen op een volgende stap in het leven.
En dus, lieve God – Gij die geen God van doden zijt maar van levenden – als het Jou hetzelfde is, dan blijf ik liever nog een poosje leven. Om nieuwe wegen te gaan, weet je wel, GR-paden én andere …


Verbonden leven …
… met moeder aarde

Wandelend door quasi ongerepte natuur voel ik me … als de eerste mens op aarde. ‘Ga …, onderwerp de aarde en maak haar vruchtbaar.’ Juist ja, het begint allemaal met dat ene woord: ‘Ga …’
En dat doe ik dan ook. Ik ga, stap voor stap. Over berg en dal, door woud en wijngaard, in de dorpen en ver daarbuiten. Helemaal in mijn eentje, en toch niet alleen. Af en toe een groet van een zeldzame wandelaar of fietser op mijn pad, omringd door die prachtig uitdagende natuur … en gedragen, stap na stap, door moeder aarde.
Ze is sterk, moeder aarde. Niet alleen draagt ze ons allen met al onze fabricaten, maar ze verdraagt ook alle kwetsuren die wij haar toebrengen. Wij vellen bomen, en moeder aarde ontfermt zich over wat achterblijft. Een stronk raakt verteerd en schenkt leven aan plant en dier. Wij ontginnen steen, en moeder aarde bedekt de kwetsuur, eerst met water en dan misschien met mos en ander groen en zo groeit stilaan een nieuwe vegetatie. Wij roeien alle planten en dieren uit die we niet willen – met voldoende straf vergif, als het maar goed werkt –, en moeder aarde verdraagt en wacht geduldig en tooit uiteindelijk zichzelf, door alles heen, met een nieuw en kleurrijk kleed.
O ja, wij moeten zorg dragen voor moeder aarde. Echter, niet zozeer om harentwil, maar veel meer om onzentwil. Moeder aarde kan zonder ons, dwaze mensen met ontoombare verwoestingsdrang, maar wij kunnen niet zonder haar. Wij, mensen, kunnen de aarde in zoverre verwoesten dat zij ons niet meer dragen kan. Dat ze ons geen voedsel meer kan geven en geen water en geen plekje om te wonen. En daar zullen wij aan ten onder gaan.
En dan komt weer het rijk van moeder aarde, die zich zal herstellen. Ze zal wat tijd nodig hebben, maar tijd heeft zij in overvloed. Ze zal levenskracht nodig hebben, maar naar wat ik heb gezien, heeft ze dat. En ze zal ons moeten missen, … maar als wij het zover laten komen …, misschien is ze dan wel beter af zonder die mens met zijn neiging tot overheersen en uitbuiten en leegroven.


Verbonden leven …
… met plant en dier

Een zonnige dag in de Vogezen. Rondom mij een voortdurend gezoem van insecten. Niet dat ik er last van heb, ze bevinden zich meestal hoog boven mij. Alleen als ik ga zitten om even te rusten, komen ze kijken (of voelen of horen of zoiets). Dan komen ze naar me toe, eerst naar mijn wandelboekje dat blinkt in de zon. Daar zitten ze dan op, alsof ze proeven van een lekkernij. En als ik mijn lippen lik, dan proef ik het ook. Zout is wat ze zoeken.
In de boventoon van dat insectenkoor hoor ik voortdurend het koorgekwetter van vogels. Dat is mijn muziek, onderweg langs de GR5. Het schilderij daarentegen bestaat uit wel vijftig tinten groen, en hier en daar een bloem: wit en geel en roze en paars. Vormen heb je ook bij de vleet. Neem nu mos, bijvoorbeeld, kort en donzig, lang en sliertig, felgroen in sterretjes, gelig groen in krulletjes, enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Ook bomen heb je in alle soorten en maten. Van het kleinste en jongste boompje, amper twintig centimeter hoog tot reuzen waar ik me klein bij voel. Donkere dennen, lichtere eiken en beuken nog in hun wintertooi – wist je dat beuken pas hun herfstbladeren loslaten als het jonge groen er al is? In lagere regionen zien de beuken dus al groen, op de hoogste toppen – en dat is boven de duizend metergrens – blijken ze nog roestbruin.
Dieren spotten is wat moeilijker. Eigenlijk is het zo dat ik ze eerder hoor dan ik ze zie. En dus, als ik iets bijzonders hoor, kijk ik vlug die kant even uit. En dan zie ik ze: een kever die cirkelend rond zoemt, een vogel met verzamelwoede in het struikgewas, een specht tokkend in een boom, een hagedis die van een warme rots weg sputtert omdat ik eraan kom, een haas die zich vlug een holletje zoekt, en jawel, ook een paar keer een hert dat bij mijn komst de benen neemt. Eén keer zelfs, echt waar, zie ik een ooievaar. Gewoon, in de Elzas, in een weide. En ik denk: ‘Oei, als daar maar niks van komt!’


Verbonden leven …
… met ‘Jij’

Dag God, ik kom weer wandelen. En ik weet, Jij bent er ook.
Jij bent er al, in alles rondom mij. Jouw Kracht stroomt door alles heen, zodat de natuur sprankelt en vol leven is. De schepping groeit en bloeit en spreekt van zoveel meer. Jouw Wijsheid weet van zon en regen, van seizoenen met elk hun eigenheid, van tot leven komen en ook weer doodgaan. Jouw Woord is waar en leeft, dat merk ik aan al wat is. En inderdaad, wat ik zie, is goed!
Jij bent er ook, in beeld en bouwsel. Want mensen hier hebben het nodig Jou tot uitdrukking te brengen. In elk dorp een kerk – en meestal zelfs twee, eigenlijk –, een plek waar Jij Je vinden laat. Ik kom wel eens binnen, misschien wel meer op zoek naar een plekje uit de zon om eventjes uit te rusten. Maar ik weet me welkom, dankjewel daarvoor.
Heel veel keren kom ik ook, midden in de bossen en de velden, een kruisbeeld tegen. Een kruisbeeld, met op de voet daarvan een inscriptie: Uit dank voor een uit de oorlog teruggekeerde zoon, ter nagedachtenis aan oorlogsslachtoffers, gewoon een citaat uit de bijbel, gedenkplek voor een jongeman op die plaats neergebliksemd, …
Dag God, ik kom weer wandelen. En ik weet, Jij bent ook in mij. Jij bent in de kracht in mijn voeten, die mij doet gaan. Jij bent in de creativiteit die gaandeweg opborrelt. Jij bent in de rust die ik ervaar. Jij bent in dat zalige vakantiegevoel en Jij bent in het schrijfwerk dat ik op ‘niet-wandeldagen’ doe. En ik besef: Jij bent er anders ook, alleen neem ik dan niet de tijd dat ook uitdrukkelijk te op te merken.
Dankjewel, God, gewoon omdat Jij er bent.

Hilde