Verbonden Léven

Lc.1,57-66 (23/12/2020)

Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling en zij bracht een zoon ter wereld.
De omwonenden en haar verwanten hoorden dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond en zij verheugden zich, samen met haar.
Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden en noemden het naar zijn vader Zacharias.
Maar zijn moeder zei: “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!” Ze antwoordden haar:
“Maar er is niemand in jouw familie die deze naam draagt.” Ze wenkten nu zijn vader, hoe hij zou willen dat het genoemd werd.
Hij vroeg een schrijfplankje en schreef: “Johannes is zijn naam!” En allen verwonderden zich.
Onmiddellijk kon hij weer spreken en hij zegende God.
Huiver overkwam alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd dit besproken. Al wat men hoorde, sloot men in het hart:
“Wat zal er toch van dit jongetje worden?”, want de hand van de Heer was met hem.

G-d toont zich aan Elisabet in “grote tederheid”. Het is een poging om te zeggen hoe G-d zich liefdevol ontfermt en mensen nabij komt,
soms eens in grote dingen, maar meestal in kleine. Zijn weg om naar de mensen toe te komen, lijkt die te zijn van het lam.
G-ds toewending naar de mensen, dat is zijn ‘genade’. Daarom willen Elisabet en Zacharias zo nadrukkelijk
dat het kindje “Johannes” zal noemen, want dat betekent juist: God is genadig!
En voor Johannes geldt – wat eigenlijk voor élk mensenkind en dus ook voor elk van ons geldt:
G-ds tegemoetkoming in deze ene concrete mens, is tegelijk zijn tegemoetkoming naar alle mensen in deze wereld.
“Wat zal er van dit kindje worden?” Als we de volgende keer aan de wieg van een pasgeborene staan, zullen we ons dan ook die vraag stellen,
niet alleen ten bate van dit kindje zelf, maar juist ook voor wat het zal gaan betekenen voor de wereld?
Want ja, hier ligt ‘een brokje grote tederheid’ voor je …