Verbonden Léven

Lc.10,13-16 (2/10/2020)

“Wee, Chorazin, wee, Betsaïda
[dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen],
want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon
de krachtige daden zouden zijn gebeurd die bij jullie zijn gebeurd,
dan zouden zij al lang – in zak en as gezeten – zich bekeerd hebben.
Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn dan voor jullie.
En jij, Kafarnaüm, zul jij tot de hemel verheven worden
[omdat ik er vertoefde en verkondigde]?
Tot in het dodenrijk zul je afdalen [omdat je mij verwierp]!
Wie jullie hoort, hoort mij,
wie jullie verwerpt, verwerpt mij;
en wie mij verwerpt, verwerpt hem die mij gezonden heeft.”

We horen een furieuze Jezus. Dat kon hij bij momenten; hij was zeker niet zo ‘zeemzoet’ als hij soms wordt voorgesteld.
Woede is trouwens een heel Bijbels – én goddelijk – gegeven! ‘Heilige woede’, wordt het dan genoemd,
niet omdat woede op zich ‘heilig’ zou zijn, maar omdat ze zich richt op het ‘heilige’, het ‘heel-makende’, op de absolute kern van de zaak.
Het is een ‘woede’ die eigenlijk een diep gevoeld innerlijk verdriet is, dat zich omzet in woorden of daden, om toch maar iets in beweging te krijgen.
(Hou dat maar even in gedachten telkens als je in het Oude Testament die ‘woedende G-d’ tegenkomt.)
Wat is hier Jezus’ zaak? Wat is zijn verdriet? Niet zozeer dat ze hém afwijzen, maar wel zijn boodschap – en meer nog:
‘hem die mij gezonden heeft’. Het moet Jezus pijn hebben gedaan dat hij onder zijn dorpsgenoten er wel mocht zijn als dorpsgenoot
(wellicht timmerman), zelfs ook een beetje als prediker, maar dat ze afhaakten als het ging om ‘het rijk G-ds’ – waar het voor hém toch om te doen was.
Ach kon hij hen maar wakker schudden. Hij probeert het nog eenmaal met ‘furieuze woorden’. Zouden sommigen misschien …